California

Crossing borders 
Binnen = beginnen opdracht:
bekijk de woordjes die horen bij paragraaf 1 van H1. schrijf in stilte 5 woorden op die je nog niet kent + de vertaling


1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Crossing borders 
Binnen = beginnen opdracht:
bekijk de woordjes die horen bij paragraaf 1 van H1. schrijf in stilte 5 woorden op die je nog niet kent + de vertaling


Slide 1 - Slide

Wat is het doel?
- Je benoemt het verschil tussen persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in het Engels.
- Je past persoonlijke voornaamwoorden toe in een zin.
- Je past persoonlijke voornaamwoorden toe in een zin.

Slide 2 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
I
You
He
She
It
They
We

Slide 3 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 4 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden 
My
Your
his
hers
its
our
yours
Theirs

Slide 5 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden zijn..
A
I, you, he/she/it, we, they, you
B
My, mine, yours, theirs
C
What, who, where, when, why

Slide 6 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 7 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Peter
A
you
B
we
C
it
D
he

Slide 8 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden geven aan..
A
voor wie iets is
B
over wie iets gaat
C
van wie iets is

Slide 9 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 10 - Quiz

bezittelijk voornaamwoord: ons/onze
A
his
B
her
C
their
D
our

Slide 11 - Quiz

bezittelijk voornaamwoord: ons/onze
A
his
B
her
C
their
D
our

Slide 12 - Quiz

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
my, your, us
B
he, his, hers
C
their, our, mine
D
its, me, our

Slide 13 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden

That is ............book .
A
my
B
mine

Slide 14 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden

That bike is.......... .
A
your
B
yours
C
of yours

Slide 15 - Quiz

Wat is het Engelse bezittelijke voornaamwoord voor 'mijn'
A
my
B
her
C
our
D
their

Slide 16 - Quiz

bezittelijk voornaamwoord: jouw
A
my
B
her
C
your
D
their

Slide 17 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 18 - Quiz

Bezittelijke voornaamwoorden

This is ... pen.
A
his
B
his
C
of his

Slide 19 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 20 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord:
... is from Curacao. (zij)
A
she
B
they
C
he
D
we

Slide 21 - Quiz

Work!
Maak het werkblad. Dit doe je voor jezelf. Kijk hem na wanneer je klaar bent.

Ben je daarmee klaar?
Ga naar klik en kijk wat je deze week moet doen voor Engels

Slide 22 - Slide

Ik kan persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden gebruiken in een zin
Nee, ik moet echt nog even oefenen
Ik snap het een beetje
Ik kan het bijna foutloos gebruiken
Easy Peace lemon scueezy

Slide 23 - Poll

Ik kan nu
De persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden gebruiken en herkennen in een Engels zin.

Slide 24 - Slide