Wanneer gebruik je omdat, als, voordat, nadat en terwijl?
Voordat: ik poets mijn tanden, voordat ik naar bed ga.
Ik was de appel, voordat ik hem opeet.
Bij voordat gebeurt de hoofdzin eerst en dan de bijzin.
Nadat: Ik eet de appel, nadat ik hem gewassen heb.
Ik ga eten, nadat ik gekookt heb.
Bij nadat gebeurt de bijzin eerst en dan de hoofdzin. De bijzin staat in de voltooide tijd.