Leesvaardigheid

Periode 1: leesvaardigheid
Tekstverklaren

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Periode 1: leesvaardigheid
Tekstverklaren

Slide 1 - Slide

Teksten... er zijn er ontzettend veel. Wat voor soorten teksten zijn er?

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Stappenplan 
Ga eerst verkennend/oriënterend lezen

Scan de tekst en kijk naar de titel, tussenkopjes, afbeeldingen, de bron

Bepaal het onderwerp. Waar gaat de tekst over?

Slide 4 - Slide

Elke tekst heeft een tekstdoel. Welke tekstdoelen zijn er?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

In welke tekst staan vooral feiten?
A
Adviserende tekst
B
Informerende tekst
C
Instruerende tekst
D
Overtuigende tekst

Slide 7 - Quiz

In welke tekst staan 'doe-woorden'? (gebiedende wijs)
A
Informatieve tekst
B
Adviserende tekst
C
Instruerende tekst
D
Overtuigende tekst

Slide 8 - Quiz

Aan de slag
Maak de (papieren) opdracht over tekstdoelen


Slide 9 - Slide

Spiekkaart begrijpend lezen
Oriënterend lezen: 
Waar gaat deze tekst over?

Wat weet je van het onderwerp?
Waar denk je dat deze tekst over zal gaan?



Slide 10 - Slide

Spiekkaart begrijpend lezen
Globaal lezen:
Lees de eerste en laatste alinea

Intensief lezen:
Onderstrepen en markeren! 
Let op signaalwoorden (ten eerste, ten tweede, ook, daarbij, bovendien...)






Slide 11 - Slide

Aan de slag met Studiemeter

Ga naar Studiemeter > ViaStarttaal Online
Selecteer 2F > Lezen
Tekst 1: Forumdiscussie over asociaal gedrag in de trein

Wat is een discussie?



Slide 12 - Slide

Lees de eerste en laatste alinea

Slide 13 - Slide

Lees de eerste en laatste alinea

Slide 14 - Slide

Aan de slag met het boek
Thema 1: Vrije Tijd
Lees pagina 10
Maak opdracht 1 op pagina 12

Lees pagina 15
Maak opdracht 3

Slide 15 - Slide

Verder met het boek
Ga naar pagina 18 t/m 21
Maak opdracht 4, 5 en 6
Feiten (objectief) en meningen (subjectief)

Wanneer iemand subjectief is, is hij/zij beïnvloed door zijn of haar eigen meningen en ervaringen.

Slide 16 - Slide

Subjectief en objectief
  • Om 12 uur is er een inbraak gepleegd.
  • Er is ingebroken in een huis aan de Aalsterweg.
  • Het is het mooiste huis van de straat.
  • Op de achterdeur zijn inbraaksporen zichtbaar.
  • De jongens van de buurt hebben de inbraak waarschijnlijk gepleegd, want zij zijn altijd uit op rottigheid.

Slide 17 - Slide

Instruerende tekst
Doe-woorden, gebiedende wijs
Je geeft een bevel, iemand moet iets doen!

Snijd de tomaten in 4 stukjes
Hak de peterselie
Breng 1,5 liter water aan de kook
Voeg een bouillonblokje toe


Slide 18 - Slide

Overtuigende tekst
De mening (het standpunt) van de schrijver staat centraal.
Het standpunt wordt onderbouwd met argumenten.

De lestijden op school mogen niet later zijn dan 15:00 uur. Ten eerste, veel studenten hebben nog een bijbaan. Ten tweede, studenten moeten vaak ver reizen. Ten derde, studenten sporten vaak in de vrije tijd en hebben ook nog een sociaal leven.

Slide 19 - Slide

Verder met het boek
Ga naar pagina 22, lees de informatie over een instruerende tekst.
Maak opdracht 7 en 8.

Ga naar pagina 23, lees de informatie over een overtuigende tekst.
Maak opdracht 9.

Slide 20 - Slide

Duiven en doping
Ga naar bladzijde 29. Lees de inleiding en laatste zin van elke alinea.

Ga naar bladzijde 31 en maak deelopdracht E: Schrijf in eigen woorden op waar de tekst in grote lijnen over gaat. Gebruik hiervoor 20 tot 30 woorden.

Slide 21 - Slide