12-03-2025 les H3C gram herhalen voor toetsweek

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Bonjour à tous!
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Telefoon in de telefoontas

Laptop blijft in de tas

Boek op tafel


Bonjour à tous!

Slide 1 - Slide

Vrijdag 21 maart
Toets chapitre 3
-Voca A+B+E+F  (F-NL / NL-F) → blz.124/125
-Phrases-clés C + G (F-NL / NL-F) →  blz.126
-Grammaire D + H → blz.127
-Avoir, être, faire, aller in de tegenwoordige tijd
- Werkwoorden op -er in de tegenwoordige tijd

Slide 2 - Slide

Aujourd'hui:
- Réviser la grammaire:
1. passé composé met être
2. lijdend voorwerp vervangen
- Au travail!

Slide 3 - Slide

Prends le livre à la page 106-107
Lis la grammaire en silence

Slide 4 - Slide

Passé composé
Wat is het en bij welke ww's gebruiken we het?
Je gebruikt het om te vertellen dat iets al gebeurd is. Bijv. jij bent ergens op vakantie geweest en jij vertelt tegen een vriend wat jij allemaal hebt gedaan.

Werkwoorden op -er
 -> parler, rencontrer, manger 
Werkwoorden op -re -> prendre, apprendre, comprendre
Werkwoorden op -ir -> partir, finir, sortir

De pc bestaat ALTIJD uit ........... delen







Slide 5 - Slide

pc  -er
pc  -ir
pc  -re
vorm van avoir 
+
stam + é

vb: tu as regardé
vorm van avoir 
+
stam + u

vb: tu as répondu
vorm van avoir 
+
stam + i

vb: tu as rempli
Présent (tt) :

Slide 6 - Slide

Le passé composé
De passé composé bestaat uit 2 delen 
NIEUW -> KAN MET 2 HULPWERKWOORDEN GEMAAKT WORDEN 
Avoir = hebben
Être = zijn
Ik heb gezwommen - Ik ben gegaan - Ik heb gepraat

Welke moet je gebruiken? -> Luister naar het Nederlands!   




Slide 7 - Slide

Hoe maken we de passé composé?
pc bestaat uit 2 delen, deel 1:

Kies eerst het juiste hulpwerkwoord.

Je kunt kiezen tussen 
'zijn' (être) en 'hebben' (avoir).

Slide 8 - Slide

Hoe maken we de passé composé?

Deel 2:
Als je het hulpwerkwoord hebt gevonden (avoir of être)
kijk je welk werkwoord je moet gebruiken en dit vervoeg je.

Werkwoord op -er -> stam + é
Werkwoord op -re -> stam + u
Werkwoord op -ir -> stam + i

Ik heb gezwommen - ik heb gepraat - ik heb gekozenik ben gegaan 

zwemmen = nager
praten = parler
kiezen = choisir
gaan = aller 

 Ik heb gezwommen = J'ai nagé
Ik heb gepraat = J'ai parlé
Ik heb gekozen = J'ai choisi
Ik ben gegaan = Je suis allé








Slide 9 - Slide

Als je het werkwoord être als hulpwerkwoord moet gebruiken



In het Frans is het heel belangrijk of een woordje mannelijk, vrouwelijk of in meervoud is.

Als jij être als hulpwerkwoord gebruikt, komt er soms een extra -e, -s of -es achter het voltooid deelwoord. Dat ligt aan het onderwerp. Hieronder een paar voorbeelden.

Sophie is gegaan (een meisje) - Elle est allée
Lisa et Lena zijn gegaan (2 meisjes) - Elles sont allées
Tim en Tom zijn gegaan ( 2 mannen) - Ils sont allés 

* Bij hulpwerkwoord avoir het gebeurt niets met het voltooid deelwoord. Er komt geen extra   
-e, -es of -s. Bijvoorbeeld: wij hebben gepraat - nous avons parlé.

Slide 10 - Slide

Je suis 
Tu es
Il/elle/on est
Nous sommes
Vous êtes
Ils/elles sont

Slide 11 - Slide

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé
Nous (danser) ___________
A
avons dansée
B
avons dansé
C
sommes dansé
D
est dansé

Slide 12 - Quiz

Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé
Lina et Lisa (partir) ___________
A
est parti
B
sont parti
C
sont parties
D
ont parties

Slide 13 - Quiz

Vrijdag 21 maart
Toets chapitre 3
-Voca A+B+E+F  (F-NL / NL-F) → blz.124/125
-Phrases-clés C + G (F-NL / NL-F) →  blz.126
-Grammaire D + H → blz.127
-Avoir, être, faire, aller in de tegenwoordige tijd
- Werkwoorden op -er in de tegenwoordige tijd

Slide 14 - Slide