H7 4b formules maken

1 / 17
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


wat is de lineaire formule bij deze tabel ?
A
aantal = 10 + 2 x bedrag
B
bedrag = 10 + 2 x aantal
C
10 + 2 x aantal
D
geen idee

Slide 2 - Quiz

Wat is het stijggetal?
A
0
B
5
C
1,5
D
0,5

Slide 3 - Quiz

Maak een woordformule bij de tabel. Gebruik de woorden aantal uren en prijs in euro´s.

Slide 4 - Open question

Welke formule hoort bij deze tabel?

Slide 5 - Open question



A
zithoogte = 30 + 4 x maat
B
zithoogte = 4 + 30 x maat
C
maat = 30 + 4 x zithoogte
D
zithoogte = 26 + 4 x maat

Slide 6 - Quiz


Horen de tabel en grafiek bij deze formule?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

Wat is het begingetal van de formule bij deze grafiek?
A
4
B
0,5
C
2
D
dat kun je niet zien

Slide 8 - Quiz

Welke formule hoort er bij de grafiek?
A
Inhoud in L = 600- 400 t
B
Inhoud in L = 600- 200 t
C
Inhoud in L = 600- 3t
D
Inhoud in L = 3 + 600t

Slide 9 - Quiz

wat is het stijggetal
A
50
B
5
C
25
D
10

Slide 10 - Quiz

Wat is het stijggetal?
A
50
B
75
C
125
D
450

Slide 11 - Quiz

Op een website, Personenbus.com, staat de huurprijs van een busje verwerkt in een grafiek.

Wat is de woordformule bij de grafiek van Personenbus.com.
A
huurprijs = 50 + 50 x aantal dagen
B
huurprijs = 50 + 25 x aantal dagen
C
huurprijs = 25 + 50 x aantal dagen
D
huurprijs = 50 - 25 x aantal dagen

Slide 12 - Quiz

Adriaan heeft een garagebedrijf. Hij berekent de prijs voor zijn klanten met de formule





Welke van de twee grafieken hiernaast hoort bij de formule?
A
grafiek boven
B
grafiek onder

Slide 13 - Quiz

Wanneer kan je het beste 2 grafieken in 1 assenstelsel tekenen?
A
Omdat het er leuker uitziet.
B
Om dingen te vergelijken
C
Om ruimte te besparen.

Slide 14 - Quiz

welke kaars brandt het langst?
A
groen
B
rood

Slide 15 - Quiz

welke kaars is waarschijnlijk het dikst?
A
groen
B
rood

Slide 16 - Quiz

Gaan deze formules over hetzelfde verband? opbrengst in euro= 5+0,5 x aantal
aantal= 2 x opbrengst in euro - 10
laat zien met een berekening

Slide 17 - Open question