Oefentoets K3

Oefentoets
Wörter - Grammatik - Schreiben 
1 / 48
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2-4

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets
Wörter - Grammatik - Schreiben 

Slide 1 - Slide

Wörter

Slide 2 - Slide

Vertaal de woorden tussen de haakjes naar het Nederlands.

Slide 3 - Slide

Das Essen war mir zu (salzig).

Slide 4 - Open question

Ich esse jeden Tag (Obst) und Gemüse.

Slide 5 - Open question

Ich möchte bitte (Milch) in meinen Kaffee.

Slide 6 - Open question

Pommes frites sind aus (Kartoffeln).

Slide 7 - Open question

Möchtest du auch ein (Brötchen)?

Slide 8 - Open question

Zum (Frühstück) möchte ich Orangensaft.

Slide 9 - Open question

Die Lehrer (reden) viel miteinander.

Slide 10 - Open question

Vertaal de woorden tussen de haakjes naar het Duits.

Slide 11 - Slide

Ich kaufe mein (brood) immer beim Bäcker.

Slide 12 - Open question

Mein (telefoon) liegt in der Küche.

Slide 13 - Open question

Meine Eltern essen gern (groente).

Slide 14 - Open question

Im Restaurant nehme ich oft einen (salade) dazu.

Slide 15 - Open question

Ich mag nur Brötchen (zonder) Butter.

Slide 16 - Open question

Ich möchte eine Pizza mit viel (kaas).

Slide 17 - Open question

Kies het juiste lidwoord
ein/eine

Slide 18 - Slide

1. Das ist .... Oma (V)
A
ein
B
eine

Slide 19 - Quiz

2. Das ist .... Opa (M)
A
ein
B
eine

Slide 20 - Quiz

3. Das sind .... Kinder (MV)
A
ein
B
eine
C
keine

Slide 21 - Quiz

4. Das ist ..... Baum (M)
A
ein
B
eine

Slide 22 - Quiz

5. Das ist .... Hotel (o)
A
ein
B
eine

Slide 23 - Quiz

Schreiben
Redemittel
Vertaal de zinnen naar het Duits. 

Slide 24 - Slide

1. Wat eet je als ontbijt?

Slide 25 - Open question

2. Ik eet een broodje met kaas.

Slide 26 - Open question

3. Vind je pindakaas lekker?

Slide 27 - Open question

4. Nee ik eet nooit pindakaas.

Slide 28 - Open question

5. Wat drink je s’ochtends?

Slide 29 - Open question

Schrijf de getallen voluit

Slide 30 - Slide

15

Slide 31 - Open question

70

Slide 32 - Open question

36

Slide 33 - Open question

76

Slide 34 - Open question

99

Slide 35 - Open question

1000

Slide 36 - Open question

Getallen
Schrijf het woord tussen de haakjes in cijfers op.

Voorbeeld:
In unserem Dorf wohnen nur (vierhundert) Menschen
Antwoord: 400

Slide 37 - Slide

Ich habe seit gestern (zweihundertfünfundzwanzig) Nachrichten bekommen.

Slide 38 - Open question

Sie hat (siebenhundertdreiundvierzig) Euro gespart.

Slide 39 - Open question

Max hat (sechsundachtzig) Freunde auf Instagram.

Slide 40 - Open question

Die Frau ist fast (hundertacht) Jahre alt geworden.

Slide 41 - Open question

Der iPad kostet (dreihundertsiebenundzwanzig) Euro.

Slide 42 - Open question

Het bezittelijk voornaamwoord
Vertaal de woorden die voor de zin staan. Let op de juiste vorm en let op hoofdletters. 

Slide 43 - Slide

(Mijn)
_____ Freundin (v) heißt Tansiha.
A
Mein
B
Dein
C
Meine
D
Deine

Slide 44 - Quiz

(zijn)
Das ist _____ Bruder (m).
A
sein
B
seine
C
dein
D
Ihr

Slide 45 - Quiz

(haar)
Morgen ist _____ Party (v).
A
deine
B
ihre
C
ihr
D
meine

Slide 46 - Quiz

(jouw)
Sind das ______ Schuhe (mv)?
A
dein
B
seine
C
sein
D
deine

Slide 47 - Quiz

(mijn)
Das ist ______ Haus (o).
A
mein
B
sein
C
deine
D
meine

Slide 48 - Quiz