Bijpersoon: vervult een rol: helpt (helper), werkt tegen (tegenstander) of is neutraal (afzijdige)
Slide 2 - Slide
Personages
Karakter: heeft verschillende ideeën en eigenschappen, reageert telkens ander of anders dan verwacht en verandert in de loop van het verhaal. Van een karakter kom je veel over zijn gevoelens en gedachten te weten. Hij maakt een ontwikkeling door.
Slide 3 - Slide
Personages
Type: dit personage verandert niet en heeft enkele duidelijke karaktertrekken. Types leer je oppervlakkig kennen en vooral het uiterlijk wordt beschreven.
Slide 4 - Slide
Perspectief
Het gezichtspunt van waaruit je het verhaal meemaakt
ik-perspectief
personaal perspectief
alwetende verteller/auctoriaal perspectief
Slide 5 - Slide
Ik-perspectief
Vanuit een ik-personage dat meedoet in het verhaal
Gekleurd door de gedachten, gevoelens, opvattingen, ervaringen van die persoon
Subjectief: niet betrouwbaar
Belevende ik: op dat moment
Vertellende ik: achteraf
Slide 6 - Slide
Personaal perspectief
Hij/zij-personage dat meedoet in het verhaal
Gekleurd door de gedachten, gevoelens, opvattingen, ervaringen van die persoon
Subjectief: niet betrouwbaar
Slide 7 - Slide
Auctoriaal perspectief
De verteller staat buiten het verhaal
Geeft er soms wel commentaar op
Hij weet van alle personages wat ze waarnemen, denken, voelen.
Objectief perspectief
Slide 8 - Slide
Structuur
Verhaallijn: de reeks gebeurtenissen rondom een hoofdpersonage.
Ondergeschikt of gelijkwaardig: 1 groot verhaal met kleinere verhalen of meerdere naast elkaar. Vb. Squid game
Motorisch moment: gebeurtenis of handeling die het verhaal in gang zet.
Slide 9 - Slide
timer
10:00
Slide 10 - Slide
Opdracht
Maak opdracht 1 van H1.1 uit NN Literatuur
Klaar? Maak opdracht 1 van H1.2
Slide 11 - Slide
Huiswerk
1.1 en 1.2: De verwarde cavia + Op zee + leren begrippen