Ik kan een aantal termen benoemen die gebruikt worden om een verhaal te analyseren
Ik ken de rollen van personages, de elementen van de structuur en de verschillende perspectieven en kan ze herkennen binnen een verhaal.
.
Slide 2 - Slide
Opdracht
Denk terug aan Dagen van gras, verhalen of boeken die je voorgaande jaren (voor school) hebt gelezen. Waaruit bestaan ze? Wat maakt een verhaal compleet of verschillend van een ander verhaal? Welke technieken past een schrijver toe?
Noteer welke termen jij nog kent + evt de definitie
timer
3:00
Slide 3 - Slide
Opdracht
Vergelijk je antwoorden met je buurman/buurvrouw: welke antwoorden zijn hetzelfde of juist verschillend?
timer
5:00
Slide 4 - Slide
Verhaalanalyse
Personages - perspectief
Structuur
Spanning
Setting en ruimte
Tijd
Thema's en motieven
Stijl
Slide 5 - Slide
Personages
Hoofdpersoon: om wie het verhaal draait, heeft een doel
Bijpersoon: vervult een rol: helpt (helper), werkt tegen (tegenstander) of is neutraal (afzijdige)
Slide 6 - Slide
Personages
Type: dit personage verandert niet en heeft enkele duidelijke karaktertrekken. Types leer je oppervlakkig kennen en vooral het uiterlijk wordt beschreven.
Karikatuur: als het type overdreven wordt.
Slide 7 - Slide
Personages
Karakter: heeft verschillende ideeën en eigenschappen, reageert telkens ander of anders dan verwacht en verandert in de loop van het verhaal. Van een karakter kom je veel over zijn gevoelens en gedachten te weten. Hij maakt een ontwikkeling door.
Slide 8 - Slide
Conflictmodel
evenwicht: stabiele situatie
motorisch moment: conflict ontstaat
ontwikkeling: hoofdpersoon leert
oplossing/voorlopig nieuw evenwicht
Slide 9 - Slide
Perspectief
Het gezichtspunt van waaruit je het verhaal meemaakt
ik-perspectief
personaal perspectief
alwetende verteller/auctoriaal perspectief
Slide 10 - Slide
Ik-perspectief
Vanuit een ik-personage dat meedoet in het verhaal
Gekleurd door de gedachten, gevoelens, opvattingen, ervaringen van die persoon
Subjectief: niet betrouwbaar
Belevende ik: op dat moment
Vertellende ik: achteraf
Slide 11 - Slide
Personaal perspectief
Hij/zij-personage dat meedoet in het verhaal
Gekleurd door de gedachten, gevoelens, opvattingen, ervaringen van die persoon
Subjectief: niet betrouwbaar
Slide 12 - Slide
Auctoriaal perspectief
De verteller staat buiten het verhaal
Geeft er soms wel commentaar op
Hij weet van alle personages wat ze waarnemen, denken, voelen.
Objectief perspectief
Slide 13 - Slide
Schrijf mee: vragen/opmerkingen etc.
Slide 14 - Slide
Opdracht
Bespreek met elkaar het verhaal De scheiding: welke vragen riep het op, welke kun je invullen? Waar gaat het over? Etc.
timer
10:00
Slide 15 - Slide
Open plekken
Wie is ik?
Wie is de hij?
Waarom gedraagt hij zich vreemd?
...
...
Slide 16 - Slide
Open plekken
Waarom ligt ie onder het bureau? hondje: onder het bureau liggen, achterin de auto, stank, plassen en poepen, in het bos, eten uit blik, drinken uit wc etc. etc.
Wat verandert er voor de ik? eerst heen en weer, woont nu in flat (traplopen), mist de kinderen, is met de man mee, man heeft nieuwe contacten, vriendin die hem blij maakt met water en fijn wandelen
Hoe heeft een scheiding invloed op een hond? vreemde geuren, vreemde mensen, moet wennen. Heeft meer invloed dan je denkt
ik-perspectief
Slide 17 - Slide
Personages/perspectief
Ik-perspectief vanuit de hond
Hoofdpersoon: de hond
Bijpersonen: de kinderen, de man en de vrouw, de minnaar
Conflict: de scheiding, uiteindelijk nieuw evenwicht
Slide 18 - Slide
Evaluatie
Wat was voor jou nieuw? Is er meer of minder blijven hangen dan je verwachtte?