22 september

Wat doen we vandaag?
  • Herhalen grammatica H. 8.
  • Bespreken 8A. 
  • Taaloefeningen 8A. 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Herhalen grammatica H. 8.
  • Bespreken 8A. 
  • Taaloefeningen 8A. 

Slide 1 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
  • is, ea, id zijn aanwijdend voornaamwoorden. 
  • Ze kunnen bijvoeglijk en zelfstandig worden gebruikt.

Slide 2 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
  • Bijvoeglijk gebruik : vertaal ‘deze’, ‘die’ of ‘dit’, ‘dat’. 
  • is, ea, id congrueert met het zelfstandig naamwoord waar het naar verwijst.
  • Voorbeeld:
  • Ea femina per silvam errat.
  • Deze/die vrouw zwerft door het bos.

Slide 3 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
  • Zelfstandig gebruikt:
  • er staat geen zelfstandig naamwoord bij waarmee het congrueert.
  • is, ea, id verwijzen naar een persoon of zaak die al eerder in de tekst is genoemd. 

Slide 4 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
  • In het Nederlands vertaal je is, ea, id dan met ‘hij/hem’, ‘zij/haar’ of ‘het, dit’.
  • Voorbeeld:
  • Io per agros errat. Iuppiter eam videt.
  • Io zwerft door de velden. Jupiter ziet haar.

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Aanwijzend voornaamwoord
  • hic, haec, hoc zijn aanwijdend voornaamwoorden. 
  • Ze kunnen bijvoeglijk en zelfstandig worden gebruikt.

Slide 7 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
  • Bijvoeglijk gebruikt:
  • Vertaal je hic, haec, hoc in het Nederlands met ‘deze’ of ‘dit’.
  • hic, haec, hoc congrueert met het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
  • Voorbeeld:
  • Iuppiter haec verba dixit.
  • Jupiter zei deze woorden.

Slide 8 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
  • Zelfstandig gebruikt:
  • Vertaal je hic, haec, hoc met ‘hij’, ‘zij’, ‘het’, ‘deze (dingen)’.
  • Voorbeeld:
  • Iuppiter haec dixit.
  • Jupiter zei deze dingen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Vragen gammatica?

Slide 11 - Open question

Persoonlijk voornaamwoord
  • Persoonlijke voornaamwoorden: ik, jij, wij, jullie
  • In het Latijn: ego (ik), tu (jij), nos (wij) en vos (jullie).
  • Deze persoonlijk voornaamwoorden worden net zoals zelfstandig naawoorden verbogen.
  • Deze rijtjes staan in het boek.
  • Let op: voor de genetivus is er een apart bijvoegelijk naamwoord. 

Slide 12 - Slide

Falerii liberos curae alicuius magistri demandabant.

Slide 13 - Open question

Is, qui valde doctus erat, filios principum erudiebat.

Slide 14 - Open question

Mos ei magistro erat et in pace et in bello pueros a portis urbis trahere et cum eis ante urbem exercere.

Slide 15 - Open question

Quodam die eos longius solito inter stationes hostium ad Camillum, ducem Romanorum, duxit.

Slide 16 - Open question

Magister Camillo dixit:

Slide 17 - Open question

Falerios Romanis trado, quia vobis liberos principum do.

Slide 18 - Open question

Dux Romanorum ei respondit:

Slide 19 - Open question

Ad non scelestum populum et imperatorem cum hoc scelesto munere venisti!

Slide 20 - Open question

Sunt iura belli, sicut pacis.

Slide 21 - Open question

Nos Romani haec solemus gerere.

Slide 22 - Open question

Arma habemus non adversus hos liberos, sed adversus homines armatos.

Slide 23 - Open question

Tu hos pueros novo scelere vicisti, sed ego Falerios virtute armisque vincam!

Slide 24 - Open question

Deinde manus magistri post tergum illigavit et eum pueris tradidit.

Slide 25 - Open question

Virgas quoque eis dedit.

Slide 26 - Open question

Dum his virgis pueri proditorem verberant, eum in urbem egerunt.

Slide 27 - Open question

Aan het werk. 
  • Leer de grammatica van H. 8.
  • Maak de taaloefeningen B, C en D. 

Dit is ook huiswerk. Daarnaast: leer de woordjes van 8A. 


Slide 28 - Slide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 29 - Open question

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 30 - Open question