Weektaak 4 2G1 LTC

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Weektaak 4

Vertalen en vragen maken LessonUp 12 tm 18 (voor 1 feb!)

Planning maandag 25 jan

1. ophalen rijtjes 

2. bespreken r.5-11 

3. vertalen 12-18

Lesdoelen

-herkennen en benoemen is/ea/id

-herkennen hic/haec/hoc

8A: 5-6

Quodam die eos longius solito inter stationes hostium

ad Camillum, ducem Romanorum, duxit.

Duxit: welke tijd?

1. praesens
2. imperfectum
3. perfectum

Eos: welke naamval? zelfstandig of bijvoeglijk gebruikt?

hostium: wat is de nominativus enkelvoud?

8A: 7-8

Magister Camillo dixit:“Falerios Romanis trado,

quia vobis liberos principum do.”

Wat deed een magister ook alweer?

Camillo: welke naamval en waarom?

1. Acc: lijd vwp
2. Abl: bijwoordelijke bepaling
3. Dat: meew vwp
4. Nom: onderwerp

wat betekent vobis? en in welke naamval staat dit woord?

8A: 9-11 

Dux Romanorum ei respondit:“Ad non scelestum 

populum et imperatorem cum hoc scelesto munere

venisti!

scelestum populum et imperatorem: welke naamval en waarom?

1. nom, onderwerp
2. acc, lijd vwp
3. acc, verplichte aanvulling
4. nom, naamw deel

ei: zelfstandig of bijvoeglijk gebruikt?

Zoek de rijtjes van hic/haec/hoc op (p.101). Welke naamval kan 'hoc' zijn?

Waarom is hoc in regel 10 een ablativus?

Hic/haec/hoc

-> werken hetzelfde als is/ea/id! 

-ook bijvoeglijk of zelfstandig vertalen 

Voorbeeldje: bijvoeglijk

tu hos pueros vincisti

-jij hebt deze jongens overwonnen 

->congrueren! 

Voorbeeldje: zelfstandig 

Nos Romani haec gerunt. 

-Wij Romeinen handhaven dit. 

-NIET congrueren 

Huiswerk ma 1 feb

vertalen en vragen maken 8A: 12-18 (weektaak 5)