les 4

Les 4
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Les 4

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Waardoor kun je vaak een puntkomma vervangen?
A
een komma
B
en
C
je kunt de puntkomma niet vervangen

Slide 6 - Quiz

Als je een uitleg of toelichting geeft van iets gebruik je?
A
Dubbelepunt
B
Komma
C
Puntkomma
D
Punt

Slide 7 - Quiz

Je eindigt een zin met een puntkomma, uitroepteken en een vraagteken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Een puntkomma (;) betekent dat er een voorbeeld komt.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Waar komt de puntkomma?

Zij heeft een nieuw kapsel het staat haar heel goed.
A
Na "kapsel"
B
Na "het"
C
Na "haar"
D
Na "heel"

Slide 10 - Quiz

Puntkomma gebruik je...
A
Voor het aangeven van een opsomming
B
Bij een gedachte
C
Bij het begin van een zin
D
Tussen hoofdzin en bijzin

Slide 11 - Quiz

Waar komt de puntkomma?

Wachten jullie maar niet op mij voor mij begint een file.

A
achter "op"
B
achter de eerste "mij"
C
achter "voor"
D
achter de tweede "mij"

Slide 12 - Quiz

Waar komt de puntkomma?

Het concert is morgen er worden veel mensen verwacht.
A
Na "concert"
B
Na "is"
C
Na "morgen"
D
Na "veel"

Slide 13 - Quiz

Waar komt de puntkomma?

Het concert is morgen er worden veel mensen verwacht.
A
Na "concert"
B
Na "is"
C
Na "morgen"
D
Na "veel"

Slide 14 - Quiz

Aan de slag
Verwerken taal week 1 les 4
Oefenen Spelling week 1 werkwoorden
weektaak rekenen af?
Huiswerk

timer
1:00

Slide 15 - Slide