Observeren en rapporteren: verslag

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 4

Observeren en rapporteren

Lesdoel: 

1. Ik kan duidelijk en correct een rapportage schrijven. 

2. Ik weet het verschil tussen subjectief en objectief taalgebruik en kan dit benoemen. 

Wat zie je? Schrijf dit zo nauwkeurig mogelijk op.

Rapporteren

Wat is het?

Waarom doen we het?

Voor wie doen we het?

Waar moet je rekening mee houden?

Tijdens de simulatietoets gaan jullie ook rapporteren, maar wat is het eigenlijk en waarom wordt het gedaan?

SOAP

Bij de simulatietoets ga je ook rapporteren. De rapportage gaat volgens de SOAP.

    S= Subjectief

    O= Objectief

    A= Analyse

    P= Plan

Tijdens de simulatietoets gaan jullie ook rapporteren, maar wat is het eigenlijk en waarom wordt het gedaan?

Meneer ligt in bed.

1. objectief
2. een mening
3. subjectief
4. een feit

Meneer is depressief, want hij gaat te weinig naar zijn familie toe.

1. objectief
2. een mening
3. subjectief
4. een feit

Beschrijf zo volledig mogelijk wat je ziet. 

Zet in de juiste volgorde van SOAP

• Mw. gestimuleerd om te eten. Mw. heeft 2 boterhammen met zoet en hartig beleg gegeten. Na een uur nogmaals een vingerprik doen ter controle van de bloedsuiker.
• Mw. kwam warrig en duf over. Mw. reageerde niet adequaat op aanspreken.
• Mw. had een hypoglycemie
• Mw. had een bloedglucosewaarde van 3.2

Aandachtspunten

• rapporteer respectvol
• formuleer eenduidig
• houd de rapportage beknopt 

Rapporteer respectvol

• De dochter van mevrouw is nou al voor de vierde keer haar afspraak vergeten. Dat is heel irritant.

Formuleer eenduidig

• Mevrouw moest vandaag vaak naar het toilet.

Houd de rapportage beknopt

• Mevrouw oefent het lopen met de fysio door rondjes om het wooncomplex te lopen. Bij slecht weer lopen ze rondjes in de gang of in het gezondheidscentrum.