1.4 Chromosomen

basisstof 1 Genotype en fenotype

1.4 Chromosomen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

basisstof 1 Genotype en fenotype

1.4 Chromosomen

Slide 1 - Slide

Opdracht 1

Slide 2 - Slide

Opdracht 2

Slide 3 - Slide

Opdracht 4

Slide 4 - Slide

Opdracht 5

Slide 5 - Slide

Opdracht 6

Slide 6 - Slide

Opdracht 7

Slide 7 - Slide

Opdracht 8

Slide 8 - Slide

Opdracht 9

Slide 9 - Slide

To Do
  • 1.4.1 Je kunt de kenmerken van chromosomen beschrijven.

Je lichaam is opgebouwd uit cellen. Alle cellen hebben een celkern met daarin de informatie voor je erfelijke eigenschappen. Die informatie heb je gekregen van je ouders.

Slide 10 - Slide

Genen en chromosomen
Hoe zat dat ook alweer?
  • Bijna alle cellen in je lichaam hebben een celkern.
  • In deze celkern zit het DNA stevig opgerold in chromosomen. De mens heeft 46 chromosomen in 23 paren.
  • Een klein stukje chromosoom dat codeert voor een eigenschap (bv. blauwe ogen of bruin haar of witte veren) is een gen.
  • Elk gen is dubbel, omdat elk chromosoom dubbel (een paar) is. Een gen krijg je van je vader en een van je moeder. 

Slide 11 - Slide

Chromosomen
  • Je lichaam bestaat uit lichaamscellen
  • In elk van je lichaamscellen zit een celkern 
  • In de celkern zitten lange dunne draden: Chromosomen

Slide 12 - Slide

DNA
  • Chromosomen bestaan vooral uit DNA en ook eiwitten.
  • DNA is de blauwdruk voor je uiterlijk: het bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. 
  • Een DNA molecuul is een lange, opgerolde sliert gewikkeld om eiwitten heen. 

Slide 13 - Slide

Chromosomen
Chromosomen zijn alleen zichtbaar in de celkern (met een microscoop) als de cel zich gaat delen. 

Slide 14 - Slide

Chromosomen
  • Als we de wirwar uit elkaar halen, houden we 46 chromosomen over
  • twee aan twee zijn ze gelijk:
  • Er zijn dus 23 paren (23x2)

Slide 15 - Slide

Paren
Hiernaast zie je de chromosomen uit één lichaamscel van een man. Een cel van een mens bevat 46 chromosomen. Die chromosomen komen voor in paren. Een mens heeft 23 paren chromosomen in een celkern. Dit geldt voor alle lichaamscellen.
De twee chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Ze bevatten ook de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.


Lichaamscellen zijn alle cellen in je lichaam behalve de geslachtscellen. 
Geslachtcellen zijn: eicellen (vrouw) en zaadcellen (man). 
Dus alle cellen behalve de eicellen en zaadcellen hebben 46 chromosomen!

Slide 16 - Slide

Celdeling
Al je lichaamscellen zijn ontstaan uit één enkele, bevruchte eicel. Door celdeling ontstaan nieuwe cellen uit de bevruchte eicel. Bij elke celdeling worden de chromosomen gekopieerd. Elke dochtercel krijgt een complete set chromosomen. Daardoor bevat elke celkern van elke lichaamscel dezelfde erfelijke informatie. Deze informatie erf je van je ouders (de helft van je moeder, de helft van je vader).

Slide 17 - Slide

Aan het werk! Bio!
Wat? 5.4 Chromosomen- opdrachten 1 t/m 7.
Waar? BvJ online

Klaar? Begin aan je samenvatting
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

timer
1:00

Slide 18 - Slide

TADAAA
Kan ik de kenmerken van chromosomen beschrijven?

Ja, makkie
Ja, maar ik moet er wel over nadenken
Nee, ik raak nog erg in de war
Ik snap dit niet goed
Ik snap er helemaal niets van

Slide 19 - Poll

Slide 20 - Slide