Vaardigheidstoets lezen Blok 1B

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van een tekst? Noteer dit in een zin.

Slide 2 - Open question

Wat is het onderwerp van tekst 1?

Slide 3 - Open question

Welke twee schrijfdoelen herken je tekst 1?
A
amuseren
B
informeren
C
tot handelen aanzetten
D
overtuigen

Slide 4 - Quiz

Op welke vraag wil tekst 1 een antwoord geven?
A
Hoe kun je er voor zorgen dat je geen fouten maakt bij het maken van cosmetica?
B
Mag je zelfgemaakte cosmeticaproducten zomaar verkopen?
C
Wat is het meest natuurlijke cosmeticamerk?
D
Zijn natuurlijke verzorgingsproducten altijd goed voor je?

Slide 5 - Quiz

Hoe wordt tekst 1 ingeleid in alinea 1? De tekst wordt ingeleid door:
A
een anekdote te vertellen
B
een belangrijke vraag over het onderwerp te stellen
C
aan te geven hoe de tekst is opgebouwd
D
het standpunt van de schrijver weer te geven

Slide 6 - Quiz

Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte van tekst 1 weer?
A
Er worden steeds meer ingrediënten verkocht om zelf cosmetica en verzorgingsproducten te maken.
B
Het voordeel van cosmetica uit de winkel is dat het getest is en dus geen gevaar oplevert voor je gezondheid.
C
Natuurlijke verzorgingsproducten leveren een groot gevaar op voor de gezondheid maar ze zijn wel goedkoper.
D
het standpunt van de schrijver weer te geven

Slide 7 - Quiz

Lees alinea 7. Noem twee risico’s bij het zelf maken van cosmetica.

Slide 8 - Open question

Citeer een uitspraak van Erica Linger uit alinea 2 waarin het duidelijkst antwoord wordt gegeven op de vraag waarom mensen zelf cosmetica willen maken.

Slide 9 - Open question

“Mensen denken vaak dat ‘natuurlijk’ altijd gezond is” zegt van Welie (alinea 6). Leg in twee zinnen uit wat van Welie hiermee bedoelt.

Slide 10 - Open question

Op welke manier kun je de betekenis van de woorden conserveringsmiddel
(alinea 2) en micro-organismen (alinea 9) achterhalen?

A
Door te kijken naar de afbeeldingen bij de tekst.
B
Door te kijken naar een beschrijving in de tekst.
C
Er staat een synoniem (woord dat ongeveer hetzelfde betekent) van het woord in de tekst.
D
Er staat een woord in de tekst dat het tegenovergestelde betekent.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Link

Wat was de aanleiding voor het schrijven van tekst 2?

Slide 13 - Open question

Welk schrijfdoel herken je in tekst 2?
A
activeren
B
amuseren
C
informeren
D
overtuigen

Slide 14 - Quiz

Bij welke alinea begint het middenstuk van tekst 2?

Slide 15 - Open question

Tekst 2 heeft geen tussenkopjes. In welke volgorde passen deze drie tussenkopjes?
kleine broertje
net echt
nog niet zo makkelijk
1
2
3

Slide 16 - Drag question

Wat betekent de geest geven (alinea 3)?

Slide 17 - Open question

Hieronder staan vier uitspraken. Noteer welke uitspraken kloppen met wat er in de tekst staat?

Spotmini ziet er schattig en sympathiek uit.


A
juist
B
niet juist

Slide 18 - Quiz

Hieronder staan vier uitspraken. Noteer welke uitspraken kloppen met wat er in de tekst staat?

Spotmini kan alleen deuren die op een kier staan open maken.


A
juist
B
niet juist

Slide 19 - Quiz

Hieronder staan vier uitspraken. Noteer welke uitspraken kloppen met wat er in de tekst staat?

Bij het openen van een deur zoekt Spotmini eerst de deurknop.


A
juist
B
niet juist

Slide 20 - Quiz

Hieronder staan vier uitspraken. Noteer welke uitspraken kloppen met wat er in de tekst staat?

Spotmini kan ook zware deuren aan.


A
juist
B
niet juist

Slide 21 - Quiz

Welk voorbeeld van liefde van mensen voor robothuisdieren wordt er in de tekst gegeven?

Slide 22 - Open question

Welke twee verschillen tussen Spot en Spotmini staan in de laatste

Slide 23 - Open question

Hoe wordt tekst 2 afgesloten?
A
door een aanbeveling te doen
B
door een conclusie te trekken
C
door nieuwe informatie te geven
D
door een samenvatting te geven

Slide 24 - Quiz