Lezen Blok 1 (4eklas B)

-> na SE week -> boektoets (Socrative)
timer
10:00
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

-> na SE week -> boektoets (Socrative)
timer
10:00

Slide 1 - Slide

lezen Blok 1B 
  • Hoofdgedachte
  • onderwerp
  • schrijfdoelen/tekstdoelen
  • Inleiding
  • Citeren = "De man ......  Kuip gewonnen" (regel 12)
  • aanleiding
  • tussenkopjes
  • slot (nieuwe informatie,aanbeveling, conclusie, samenvatting)

Neem plaats
We gaan nakijken...

Slide 2 - Slide

1. De hoofdgedachte 
  • De hoofdgedachte van een tekst is de kortst mogelijke samenvatting van de tekst
  • In een (volledige) zin zeg je het belangrijkste dat over het onderwerp (van de tekst) verteld wordt.

Slide 3 - Slide

2. Wat is het onderwerp van tekst 1?
  • het zelf maken van cosmetica 
  • het zelf maken van verzorgingsproducten

Slide 4 - Slide

3. Welke twee schrijfdoelen herken je tekst 1?

  • A) amuseren
  • B) informeren
  • C) tot handelen aanzetten
  • D) overtuigen

Slide 5 - Slide

4. Op welke vraag wil tekst 1 een antwoord geven?
  • A) Hoe kun je er voor zorgen dat je geen fouten maakt bij het maken van cosmetica?
  • B) Mag je zelfgemaakte cosmeticaproducten zomaar verkopen?
  • C) Wat is het meest natuurlijke cosmeticamerk?
  • D) Zijn natuurlijke verzorgingsproducten altijd goed voor je?


Slide 6 - Slide

5. Hoe wordt tekst 1 ingeleid in alinea 1? 
  • De tekst wordt ingeleid door:
  • A) een anekdote te vertellen
  • B) een belangrijke vraag over het onderwerp te stellen
  • C) aan te geven hoe de tekst is opgebouwd
  • D) het standpunt van de schrijver weer te geven


Slide 7 - Slide

6. Welke zin geeft het beste de hoofdgedachte van tekst 1 weer?
  • A) Er worden steeds meer ingrediënten verkocht om zelf cosmetica en verzorgingsproducten te maken.
  • B) Het voordeel van cosmetica uit de winkel is dat het getest is en dus geen gevaar oplevert voor je gezondheid.
  • C) Natuurlijke verzorgingsproducten leveren een groot gevaar op voor de gezondheid maar ze zijn wel goedkoper.
  • D) Natuurlijke verzorgingsproducten zijn goed voor je lichaam en het milieu, maar je moet wel goed oppassen wat je erin doet.



Slide 8 - Slide

7. Lees alinea 7.  Noem twee 
risico’s bij het zelf maken van 
cosmetica.



Twee van de volgende punten:

  • Er kunnen schimmels of bacteriën in groeien. (0,5p)
  • Stoffen kunnen verbindingen aangaan die niet goed zijn voor de huid. (0,5p)
  • Je maakt snel foutjes. (0,5p)
  • Je moet conserveermiddel toevoegen als je water gebruikt, maar niet teveel. (0,5p)
  • Je kunt te veel conserveermiddel toevoegen. (0,5p) 

Slide 9 - Slide

8.Citeer een uitspraak van Erica Linger uit alinea 2 waarin het duidelijkst antwoord wordt gegeven op de vraag waarom mensen zelf cosmetica willen maken.


  • „Mensen willen weten wat ze op hun huid smeren."  (regel 7/8)

___________________
___________

Slide 10 - Slide

9. “Mensen denken vaak dat ‘natuurlijk’ altijd gezond is” zegt van Welie (alinea 6). Leg in twee zinnen uit wat van Welie hiermee bedoelt.

De volgende elementen moeten worden genoemd:
  • Van Welie bedoelt hiermee dat mensen denken dat in natuurlijke producten geen schadelijke stoffen zitten.(1p)

  • Mensen denken ook dat producten die uit de fabriek komen
  • producten die je in de winkel koopt schadelijk zijn/niet veilig zijn/niet te vertrouwen zijn. 
  • Mensen denken dat de chemie/chemische fabrieken
  • fabrieken die cosmetica maken niet te vertrouwen zijn. (1p)

Bij meer of minder dan twee zinnen: 0,5 aftrek.


Slide 11 - Slide

10. Op welke manier kun je de betekenis van de woorden conserveringsmiddel (alinea 2) en micro-organismen (alinea 9) achterhalen?
 
A Door te kijken naar de afbeeldingen bij de tekst.
B Door te kijken naar een beschrijving in de tekst.
C Er staat een synoniem (woord dat ongeveer hetzelfde betekent) van het woord in de tekst.
D Er staat een woord in de tekst dat het tegenovergestelde betekent.


Slide 12 - Slide

11. Wat was de aanleiding voor het schrijven van tekst 2?
 
een robothond heeft een nieuw trucje geleerd / heeft geleerd om deuren open te maken.


Slide 13 - Slide

12. Welk schrijfdoel herken je in tekst 2?

 A activeren
 B amuseren
 C informeren
 D overtuigen



Slide 14 - Slide

13. Bij welke alinea begint het middenstuk van tekst 2?
  • Alinea 2



Slide 15 - Slide

14. Tekst 2 heeft geen tussenkopjes. 
In welke volgorde passen deze drie tussenkopjes?


  •  A) Kleine broertje
  •  B) Net echt
  •  C) Nog niet zo makkelijk
  •  C,B,A 



Slide 16 - Slide

15. Wat betekent de geest geven (alinea 3)?
  • kapot gaan / het niet meer doen



Slide 17 - Slide

16. Hieronder staan uitspraken. 
Noteer welke uitspraken kloppen met wat er in de tekst staat?
 1 Spotmini ziet er schattig en sympathiek uit.
  A juist
  B niet juist

 

Slide 18 - Slide

16. Hieronder staan uitspraken. 
Noteer welke uitspraken kloppen met wat er in de tekst staat?

 2 Spotmini kan alleen deuren die op een kier staan open maken.
  A juist
  B niet juist
 


Slide 19 - Slide

16. Hieronder staan uitspraken. 
Noteer welke uitspraken kloppen met wat er in de tekst staat?

 3 Bij het openen van een deur zoekt Spotmini eerst de deurknop.
  A juist
  B niet juist


______________

Slide 20 - Slide

16. Hieronder staan uitspraken. 
Noteer welke uitspraken kloppen met wat er in de tekst staat?

 4 Spotmini kan ook zware deuren aan.
  A juist
  B niet juist

___________________

Slide 21 - Slide

17. Welk voorbeeld van liefde van mensen voor robothuisdieren wordt er in de tekst gegeven?
  • In Japan zijn mensen zo gehecht aan hun robothonden dat ze begrafenissen voor ze organiseren wanneer de schakelingen in de robothond de geest geven.

Slide 22 - Slide

18. Welke twee verschillen tussen Spot en Spotmini staan in de laatste alinea?
Twee van de volgende verschillen:
  • Spotmini is kleiner / Spot is groter (0,5p)
  • Spotmini is lichter / Spot is zwaarder (0,5p)
  • Spot werd ontwikkeld om voorraden te torsen / dragen (0,5p)
  • Spot is sterker (0,5p)

Slide 23 - Slide

19. Hoe wordt tekst 2 afgesloten?
 A door een aanbeveling te doen
 B door een conclusie te trekken
 C door nieuwe informatie te geven
 D door een samenvatting te geven

Slide 24 - Slide