werkwoordspelling Engelse werkwoorden

Wat gaan we deze les doen?
Lezen
werken en oefenen met werkwoordspelling
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Wat gaan we deze les doen?
Lezen
werken en oefenen met werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Wanneer gebruik je het ex-fokschaap?
A
bij de vt en het vdw
B
bij de tt
C
bij de tt en het vdw
D
bij de ovt

Slide 2 - Quiz


A

Slide 3 - Quiz

even oefenen
Hij (faxen)......de brief gisteren.
A
faxt
B
faxte
C
faxdt
D
faxst

Slide 4 - Quiz

Mijn vader (deleten) vorige week het computerprogramma.
A
deleten
B
delete
C
deletete
D
deleteten

Slide 5 - Quiz

De snelste tijd werd (timen) met de stpowatch.
A
timede
B
getimed
C
time
D
timde

Slide 6 - Quiz

Hij (finishen. vt) als laatste bij de atletiekwedstrijd.
A
finisht
B
finishd
C
finishte
D
finishde

Slide 7 - Quiz

Hij (joggen, vt) elke dag tijdens zijn vakantie in Spanje.
A
jogt
B
jogd
C
jogde
D
jogte

Slide 8 - Quiz

Als hij (chatten, tt), (flirten, tt) hij nog wel eens.
A
chatte/ flirtte
B
chat/ flirt
C
chatd/ flird
D
chatten/ flirten

Slide 9 - Quiz

De garage (mailen) me, dat de auto (leasen) kan worden.
A
mail/ leas
B
mailt, geleasd
C
mailt/ geleasdt
D
mail/ geleas

Slide 10 - Quiz