7.4: Verteren

Hoofdstuk 7: Ademen en eten
Paragraaf 4: Verteren
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 7: Ademen en eten
Paragraaf 4: Verteren

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Leerdoelen doornemen
  • Herhaling
  • Uitleg paragraaf 4: Verteren
  • Aan het werk! 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Beschrijven hoe je verteringsstelsel voedsel vervoert
  • Uitleggen wat vertering is
  • De werking van enzymen beschrijven
  • Beschrijven hoe voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed
  • Beschrijven wat er gebeurt in de dikke darm

Slide 3 - Slide

Wat weten we over eiwitten

Slide 4 - Open question

Wat weten we over Vetten

Slide 5 - Open question

Wat weten we over koolhydraten

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Link

Hoe wordt voedsel vervoerd?
  • Je tong duwt het voedsel door naar de keelholte
  • De huig en het strotklepje zorgen dat voedsel in de keelholte komt en niet in de neus of luchtpijp

Slide 8 - Slide

Hoe wordt voedsel vervoerd?
  • Je tong duwt het voedsel door naar de keelholte
  • De huig en het strotklepje zorgen dat voedsel in de keelholte komt en niet in de neus of luchtpijp
  • Door peristaltische bewegingen wordt het voedsel door je darmkanaal vervoerd. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wat is vertering?
  • Alleen kleine stoffen kunnen het bloed in
  • De grote voedingsstoffen moeten dus worden afgebroken
  • Deze afbraak heet vertering.
  • Dit gaat met behulp van verteringssappen met enzymen.

Slide 11 - Slide

Hoe werken enzymen?
  • Enzymen maken de grote voedingsstoffen klein.
  • Enzymen zijn specifiek voor één soort voedingsstof.

Slide 12 - Slide

Hoe werken enzymen?
  • Enzymen werken alleen onder bepaalde omstandigheden en zijn gevoelig voor de veranderingen. 
  • Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur en zuurgraad

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hoe werken enzymen?
  • Enzymen werken alleen onder bepaalde omstandigheden en zijn gevoelig voor de veranderingen. 
  • Enzymen zijn gevoelig voor temperatuur en zuurgraad

Slide 15 - Slide

Waar word je voedsel verteerd?
  • Mondholte: Speeksel wordt toegevoegd aan voedsel. Het gekauwde voedsel wordt een papje en speeksel verteert zetmeel.
  • Keelholte / slokdarm
  • Maag: Maagsap komt bij het voedsel. Maagsap bestaat uit maagzuur en enzymen voor de vertering van eiwitten.

Slide 16 - Slide

Waar word je voedsel verteerd?
  • Twaalfvingerige darm: Alvleessap en gal worden toegevoegd. Alvleessap bevat enzymen voor de vertering van eiwitten, zetmeel en vetten.
  • Gal verdeelt vetten in kleine druppeltjes
  • Dunne darm: Darmsap wordt toegevoegd aan de voedselbrij. De vertering van zetmeel en eiwitten wordt afgemaakt.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van 7.4 tot en met 18

Slide 19 - Slide

Waar komen voedingsstoffen in het bloed?
  • In de dunne darm worden de voedingsstoffen opgenomen in het vloed.
  • De darmwand is dun en bevat veel haarvaten.
  • De wand van de dunne darm is erg geplooid met daarop darmvlokken.
  • Dit vergroot het oppervlak van de dunne darm. 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Wat gebeurt er in de dikke darm?
  • Niet alle stoffen kunnen worden verteerd.
  • Er blijft een waterige pap over.
  • In de dikke darm wordt het water hieraan onttrokken, en wordt de pap ingedikt.
  • De ingedikte pap (poep) blijft in de endeldarm tot de anus zich ontspant en je poep je lichaam verlaat.

Slide 22 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van 7.4

Slide 23 - Slide

Voedingsstoffen die moeten worden verteerd 
Voedingsstoffen die niet worden verteerd 
Mineralen
Zetmeel
Water
Eiwitten
Vetten
Vitaminen
Koolhydraten

Slide 24 - Drag question

Waarom moeten zetmeel, eiwitten, vetten en koolhydraten worden verteerd?

Slide 25 - Open question