Taaltrap les 14 Ziek zijn

Taaltrap les 14
Ziek zijn
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taaltrap les 14
Ziek zijn

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • oefenen
  • Filmpje kijken
  • Vragen over het filmpje beantwoorden

Slide 2 - Slide

Spreken oefenen
  • Kijk naar het plaatje. 
  • Zeg wat je ziet.
  • Spreek over wat je ziet.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Vragen over het filmpje
  • Wat zijn de klachten?
  • Wat geeft de dokter?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Quiz
Werk samen met je groepje.
Pak 1 telefoon per groepje.

Slide 10 - Slide


Wat is dit?
A
de pleister
B
de zieke
C
de thermometer
D
de pijnstiller

Slide 11 - Quiz

Wat is dit?
A
de pleister
B
de thermometer
C
de pijnstiller
D
de kies

Slide 12 - Quiz

Wie kijkt naar jouw tanden?
A
de huisarts
B
de tandarts
C
de zuster
D
de apotheek

Slide 13 - Quiz

Waar koop je medicijnen?
A
Bij de apotheek
B
Bij de pijnstiller
C
Bij de thermometer
D
Bij de huisarts

Slide 14 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van
'de vrouw'?
A
het meisje
B
de vrouwtje
C
de meisje
D
het vrouwtje

Slide 15 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van
'de man'?
A
het jongetje
B
het mannetje
C
het jongtje
D
het mantje

Slide 16 - Quiz

Ik moet ... op tijd in de klas zijn.
A
nooit
B
soms
C
altijd
D
niet

Slide 17 - Quiz

Mijn broertje is ... ziek.
Hij gaat altijd naar school.
A
nooit
B
soms
C
altijd
D
bijna altijd

Slide 18 - Quiz

Wat is dit?
A
de pleister
B
het verband
C
de tand
D
de thermometer

Slide 19 - Quiz

Een klein boek is een ______
A
boeketje
B
boekje
C
boektje

Slide 20 - Quiz

Een klein huis is een _____
A
huisje
B
thuisje
C
huis

Slide 21 - Quiz

Een klein bed is een _____

Slide 22 - Open question

Een kleine vis is een _______

Slide 23 - Open question

Een kleine klok is een _______

Slide 24 - Open question

Een klein oog is een ______

Slide 25 - Open question

Een kleine stoel is een _______
A
stoelje
B
stoeltje
C
stoelen
D
stoel

Slide 26 - Quiz

Een klein kussen is een ______
A
kus
B
kussenje
C
kussen
D
kussentje

Slide 27 - Quiz

Een klein nummer is een ___

Slide 28 - Open question

Een kleine kamer is een _____

Slide 29 - Open question

Een kleine moeder is een _____

Slide 30 - Open question

Een kleine school is een _______

Slide 31 - Open question

Welke kleine dingen ken jij?

Slide 32 - Open question

ziek zijn

Slide 33 - Mind map