Spelling les 9 hh

Welkom klas 3
Leg je spullen op tafel en begin alvast met lezen!

Vandaag: 
1. Lezen 3pak
2. Herhalen en voorbereiden op jouw manier
3. Afsluiting
Wat leer je?
1. Je kiest op basis van leerdoelen een manier voor jezelf om de stof te herhalen.
SO spelling H 1+2 + ww-spelling
woe 18 okt
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolhavoLeerroute HLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Welkom klas 3
Leg je spullen op tafel en begin alvast met lezen!

Vandaag: 
1. Lezen 3pak
2. Herhalen en voorbereiden op jouw manier
3. Afsluiting
Wat leer je?
1. Je kiest op basis van leerdoelen een manier voor jezelf om de stof te herhalen.
SO spelling H 1+2 + ww-spelling
woe 18 okt

Slide 1 - Slide

Wat leer je?
1. Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spellen en je kent de regel.
2. Je kunt de persoonsvorm in de verleden tijd correct spellen en je kent de regel.
3. Je kunt het voltooid deelwoord correct spellen en je kent de regel.
4. Je kunt het onvoltooid deelwoord correct spellen en je kent de regel.
5. Je kunt gebiedende wijs correct spellen en je kent de regel.
6. Je kunt de infinitief correct spellen en je kent de regel.


Hoofdstuk 1  en 2
7. Je weet wanneer je trema's, apostrofs, accenten en cedilles gebruikt.
8. Je weet wanneer je een meervouds-n moet gebruiken bij bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandig gebruikte telwoorden. 

Slide 2 - Slide

Kies:

1. Speel het werkwoordspel in een groep (leerdoel 1, 2, 3)
2. Maak oefeningen uit je ww-boekje (leerdoel 1 t/m 6).
3. Maak een oefentoets voor elkaar van H1 of H2 (leerdoel 7&8).
4. Maak een mindmap van de groene theorie H1/2 of de theorie van ww-spelling)

timer
1:00

Slide 3 - Slide

Wat voor functie heeft de cedille in het woord Curaçao?

Slide 4 - Open question

Waar of niet waar?
Café schrijf je met een accent grave.
A
Waar
B
Onwaar

Slide 5 - Quiz

Zelfstandig gebruikte stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden schrijf je altijd met een e
A
niet waar
B
waar

Slide 6 - Quiz

Sommige leerlingen zitten in de leesclub maar .............. houden hier niet zo van. (hun gemis!)
A
sommige
B
sommigen

Slide 7 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
display's
B
cadeau's
C
naïef
D
babytje

Slide 8 - Quiz

Maak de oefen SO voor jezelf in stilte

1. Gebruik eventueel je stappenplan erbij!

2. Klaar? Top! Noteer het aantal fouten op je papier met de vorm waarin je de meeste fouten maakt.

-> Ga even lezen, of werk verder in je ww-spellingboekje. 

We kijken de SO straks samen na. 

timer
1:00

Slide 9 - Slide

Startvragen

1. Zij lopen ......(lachen) de klas in en horen de docent zeggen: ".............(zijn) nu toch even stil!"

2. Als we op tijd ........(vertrekken), zijn we op tijd voor het concert van Taylor Swift.


timer
2:00

Slide 10 - Slide

Gebiedende wijs

1.(worden).......... nu toch eens volwassen!
2. (verspreiden).......... die roddels niet zo snel!
3. (maken) .......... je huiswerk toch.
4. (behoeden)............. jezelf voor te veel huiswerk.

Slide 11 - Slide

Cambiumned oefenen: od, inf, gw

1. Ga in Google naar Cambiumned
2. Kies werkwoordspelling
3. Kies voltooid-onvoltooid deelwoord
4. Kies oefening 1

NOTEER HOEVEEL VRAGEN JE GOED HEBT: 12 van de 15.

Klaar? Top! Werk verder in je werkboekje.


timer
1:00

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Maak blz. 7, 8 en 9 van je werkwoordspellingboekje. 
 



Klaar? Top! Kijk zelf na met het nakijkboek. 


timer
1:00

Slide 13 - Slide

Hij is een 10 maar..

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht 1, 2, 3 van blz. 35     (alleen of samen)
 
Let op: lees en gebruik zelf de groene theorie op blz.34


Klaar? Top! Kijk zelf na met het nakijkboek. 


timer
1:00

Slide 15 - Slide

Alle onderdelen op een rij
Leerdoelen
- Je kunt punten, komma's, puntkomma's en dubbele punten correct gebruiken (H1)
- Je kunt werkwoorden in de gebiedende wijs correct spellen (H1)
- Je kunt Engelse werkwoorden correct spellen (H2)
- Je kunt het koppelteken en het weglatingsstreepje correct gebruiken. (H3)
- Je kunt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd op -d en -dt correct spellen (H3)

Slide 16 - Slide

H1: Je kunt punten, komma's, puntkomma's en dubbele punten correct gebruiken 
1. Punt: einde van de zin.
2. Komma: tussen twee pv's, voor verbindingswoorden (want, omdat, maar etc.).
3. Puntkomma: twee zinnen die sterk met elkaar samenhangen.
4. Dubbele punt: wanneer de tweede zin een verklaring of reden vormt bij de eerste zin.
5. Hoofdletters: namen, begin van de zin, bedrijven, merken, plaatsen, talen, feestdagen, historische gebeurtenissen.

Slide 17 - Slide

H1: Je kunt werkwoorden in de gebiedende wijs correct spellen 
Gebiedende wijs in de tegenwoordige tijd = ik-vorm.
Er staat geen onderwerp in de zin (het is een bevel).

Houd er mee op!
Kom nu naar huis!
Maak toch eens je huiswerk!

Slide 18 - Slide

 H2: Je kunt Engelse werkwoorden correct spellen 
1. Je maakt de ik-vorm door -en van het werkwoord af te halen: rugbyen, ik rugby
2. Bij een dubbele medeklinker aan het eind, schrijven we een enkele in het Nederlands. (Tenzij dit nodig is voor de uitspraak).
Softballen -> ik softbal / paintballen -> ik paintball (uitspraak)

3. In de tt schrijf je gewoon ik-vorm + t.
4. In de vt gebruik je t ex kofschip. (hij deletete)

Ik relax, hij relaxt, hij relaxte, hij heeft gerelaxt 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

H3: Je kunt het koppelteken correct gebruiken. 
  1. In samenkoppelingen die anders onoverzichtelijk worden: kant-en-klaarpakket
  2. Tussen botsende klinkers: aa, ai, au, ii, oe, oo, ou, ui: radio-uitzending, havo-opleiding, na-apen.
  3. Bij letters, cijfers, tekens, afkortingen, St of Sint: A4-formaat, @-teken, Sint-Maarten.
  4. Bij aardrijkskundige namen: Zuid-Spanje, Noord-Afrikaan
  5. In woorden met voorvoegsels adjunct, aspirant, bijna, ex, interim, leerling, kandidaat, niet, non, oud: oud-leerling, ex-roker

Slide 21 - Slide

H3: Je kunt het koppelteken correct gebruiken. 
  • Als het tweede deel een hoofdletter heeft: on-Hollands, pro-Amerikaans
  • Bij twee gelijkwaardige woorden: chef-kok, zwart-wit 

Slide 22 - Slide

H3: Je kunt het weglatingsstreepje correct gebruiken. 
Als je een deel van een woord WEGLAAT. 

in- en uitvoer                   jongensjassen en -petten                      keel-, neus- en oorarts
invoer en uitvoer            jongensjassen en jongenspetten          keelarts, neusarts, oorarts

Gebruik het NIET als je een heel woord weglaat:
dure en goedkope kleding
snelle en langzame auto's 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Als je het lastig vindt, kun je dit schema gebruiken (blz. 264 van je boek).

Kies eerst ALTIJD of het een persoonsvorm is of niet.

Dan bepaal je de tijd. 

Slide 25 - Slide

Herhaling werkwoordspelling: Persoonsvorm tegenwoordige tijd =PVTT
1. Ik-vorm + t

Ik word boos
Jij/hij/zij wordt boos - word jij boos? - wordt je zus boos?

Ik verhuis morgen - verhuis ik morgen? - verhuist je zus morgen?
Jij/hij/zij verhuist morgen

Slide 26 - Slide

Herhaling werkwoordspelling: Persoonsvorm verleden tijd =PVVT
Sterk: klank verandert in de vt: zwemmen - zwommen, verslinden - verslonden
1. Hij verslond twee boeken in een week.

Zwak: komt -te(n) of -de(n) achter de ik-vorm (GEBRUIK T EX KOFSCHIP)
2. Hij beantwoordde haar vraag nog steeds niet.
beantwoorden, en eraf halen: beantwoord. d zit niet in t ex kofschip dus ik-vorm + -de. 

T eX KoFSCHiP: laatste letter van de stam erin? Dan TE(N). Niet? Dan DE(N)

Slide 27 - Slide

Herhaling werkwoordspelling: voltooid deelwoord (VD)
1. Iets is afgerond oftewel: voltooid. 
2. Begint vaak met -ge, -be of -ve. (geslagen, beroofd, verloofd)
3. Heeft altijd hulp van een werkwoord zijn, hebben of worden.

Vorige week hebben de leerlingen hun rooster opgehaald.
In een week tijd heb ik een heel boek gelezen.

Slide 28 - Slide

Herhaling werkwoordspelling: onvoltooid deelwoord (OD)
1. Geeft aan dat je met iets bezig bent, terwijl je ook iets anders doet.
2. Infinitief (hele werkwoord) + d

Hij kwam lachend binnen.
De koning stond zwaaiend op het balkon.
De spits van Feyenoord heeft koppend gescoord (vd).

Slide 29 - Slide

Herhaling werkwoordspelling: infinitief
Infinitief = het hele werkwoord eindigend op -en

zwemmen
binnenkomen
antwoorden
gamen
voorlezen

Slide 30 - Slide

Herhaling werkwoordspelling: bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
1. Bijvoeglijknaamwoord als werkwoord gebruikt
2. Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen)

1. De verbrede weg heeft voor veel overlast gezorgd.
2. De gesloten deur.
3. Op de vergrote foto was zijn gezicht duidelijk te zien.
4. De kapotte telefoon is uiteindelijk weer hersteld.

Let op: schrijf het zo kort mogelijk en zonder dubbel d of t. Tenzij dit voor de uitspraak wel moet, zoals in zin 4 hierboven.

Slide 31 - Slide