3.6 spreken, kijken en luisteren

3.6 spreken, kijken en luisteren
leerdoelen:
  • Je kunt de sprekersbedoeling vaststellen

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.6 spreken, kijken en luisteren
leerdoelen:
  • Je kunt de sprekersbedoeling vaststellen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is een sprekersbedoeling?

Slide 3 - Mind map

Welk woord geeft de sprekersbedoeling aan in: De bus rijdt vandaag niet, dus ik ga met de fiets
A
niet
B
dus
C
ga
D
fiets

Slide 4 - Quiz

Wat is de sprekersbedoeling:
De bus rijdt vandaag niet, dus ik ga met de fiets
A
aanvulling geven
B
mening geven
C
conclusie trekken
D
samenvatting geven

Slide 5 - Quiz

Welk woord geeft de sprekersbedoeling aan in: Verder eet hij graag vis
A
verder
B
hij
C
graag
D
eet

Slide 6 - Quiz

Welk woord geeft de sprekersbedoeling aan in:
Hij heeft vermoedelijk weinig gefietst
A
hij
B
weinig
C
vermoedelijk
D
heeft

Slide 7 - Quiz

Bedoel je nou dat het feest morgen niet doorgaat?
A
correctie
B
vermoeden
C
samenvatting
D
verduidelijking

Slide 8 - Quiz

Dus jij komt niet naar school?
A
aanvulling
B
conclusie
C
mening
D
vermoeden

Slide 9 - Quiz

Ik vind dat een erg goed boek
A
mening
B
samenvatting
C
correctie
D
vermoeden

Slide 10 - Quiz

Ik verwacht dat er veel mensen komen.
A
mening
B
samenvatting
C
correctie
D
vermoeden

Slide 11 - Quiz

meerdere bedoelingen met één zin
  1. Dus je houdt niet van sla (beslist gezegd) ; conclusie trekken 
  2. Dus je houdt niet van sla? (vragend); verduidelijking vragen
  3. Dus daarom houd jij niet van sla! (met een lach): kan een grapje zijn 

Slide 12 - Slide

Bedenk een zin die je op verschillende manieren kunt zeggen.

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Video