Sterke ww "Perfekt" aanvullend!

Havo 3
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Havo 3

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
- Allgemeine Sachen besprechen (Prüfungen etc)

- Grammatik starke Verben wiederholen 

Te

Slide 2 - Slide

Zwakke WW voltooid deelwoord
???

Slide 3 - Slide

zwakke WW voltooid deelwoord
hulpwerkwoord: haben
                                   ge+ stam+ t

bij ww met d/t in de stam: ge+stam + et

Slide 4 - Slide

sterke WW voltooid deelwoord
???

Slide 5 - Slide

sterke WW voltooid deelwoord
hulpwerkwoord: haben of sein
regel: ge+ stam+ en (lesen -> gelesen)

LET OP:
Soms klinkerverandering: trinken: Er hat getrunken
extra letters: essen : er hat gegessen

Slide 6 - Slide

Oefening 1
sterk of zwak werkwoord? (4)

Slide 7 - Slide

Ich habe auf dem Markt eine Wassermelone gekauft.
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 8 - Quiz

Wer hat euch denn diese Geschichte erzählt.
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 9 - Quiz

Hast du deine Eltern um mehr Taschengeld gebeten?
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 10 - Quiz

Wir sind bis Mitternacht auf der Party geblieben.
A
zwak werkwoord
B
sterk werkwoord

Slide 11 - Quiz

Oefening 2
voltooid deelwoord van het sterke werkwoord? (9)

Slide 12 - Slide

1.Wir haben in einem Café noch etwas (trinken) .........

Slide 13 - Open question

2.Seid ihr alleine in die Stadt (gehen).......

Slide 14 - Open question

3.Was hast du alles in diesem teurem Restaurant (essen) .......?

Slide 15 - Open question

4. Wir haben das Buch(lesen) .......

Slide 16 - Open question

5. Wir sind im See (schwimmen).............

Slide 17 - Open question

8. Das Kind ist von der Schaukel (fallen) .........

Slide 18 - Open question

9. Wir sind nach Hause (laufen) .......

Slide 19 - Open question

11. Hast du ihm eine E-Mail (schreiben) ............ ?

Slide 20 - Open question

12. Wir sind nach Hamburg (fahren) ............... .

Slide 21 - Open question

Wann haben/ wann sein?
Sein gebruik je vaak bij een bewegingsrichting 
schwimmen, laufen, gehen, klettern, fahren


Slide 22 - Slide

Verschil NL-D
NL
D
beginnen 
(ik ben begonnen)
bevallen
(het is bevallen)
vergeten
(ik ben het vergeten(

anfangen
(ich habe angefangen)
gefallen
(es hat mir gefallen)
vergessen
Ich habe es vergessen)

Slide 23 - Slide

Verschil NL-D
NL
D
ontmoeten
(ik heb ontmoet)
lopen
(ik heb gelopen)
volgen
(ik heb gevolgd)
rijden
(ich heb gereden)
begegnen
(ich bin begegnet)
laufen
(ich bin gelaufen)
folgen
(ich bin gefolgt)
fahren
(ich bin gefahren)

Slide 24 - Slide