TL3: Kapitel 2: volt dw sterke en zwakke ww

Kapitel 2
voltooid deelwoord van zwakke en sterke werkwoorden
1 / 37
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Kapitel 2
voltooid deelwoord van zwakke en sterke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Doel

Je weet wat zwakke en sterke werkwoorden zijn
Je kunt een voltooid deelwoord maken van een zwak werkwoord
Je kunt een voltooid deelwoord maken van een sterk werkwoord

Slide 2 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden

Slide 3 - Slide

Welke manieren ken je om van een zwak werkwoord een voltooid deelwoord te maken?

Slide 4 - Open question

Samenvatting
voltooid deelwoord bij zwakke werkwoorden

Slide 5 - Slide

Regel voltooid deelw. ge-stam-t
Uitzonderingen:
1) eindigt de stam op -d/-t/ => extra 'e' achter de stam
ge + stam + et
2)eindigt een werkwoord op -ieren, dan is de regel :                    
stam + t
3) begint een werkwoord met ge/be/er/ver/zer/ent, dan is de regel: stam + (e)t

Slide 6 - Slide

sterke werkwoorden

Slide 7 - Slide

sterke ww
veranderen van klinker bij du/er/sie/es
bv. sehen --> ich sehe, du siehst etc.

het voltooid deelwoord heeft ook klinkerverandering

er is een lijst met voltooid deelwoorden van sterke werkwoorden

Slide 8 - Slide

uitleg
lijst ww

Slide 9 - Slide

Proeftoets
voltooid deelwoorden van zwakke en sterke werkwoorden

Slide 10 - Slide

Opgave 
Vul het juiste voltooid deelwoord in.

Kijk goed of het een zwak of een sterk werkwoord is.
Pas dan de juiste formule toe.

De werkwoorden staan door elkaar.

Slide 11 - Slide

1. (trinken)
Mein Vater ____ ein Bier______________
A
hast getrunken
B
hat getrunken
C
hat getrinkt
D
hat getrinken

Slide 12 - Quiz

2. (bleiben)
_____ ihr noch lange ___________?
A
Bin geblieben
B
Seid gebleibt
C
Seid geblieben
D
Habt gebleiben

Slide 13 - Quiz

3. (gehen)
Meine Eltern ______ spät nach Hause ___________________


A
haben gegeht
B
sind gegeht
C
seid gegangen
D
sind gegangen

Slide 14 - Quiz

4. (kaufen)
Sophie ____ eine neue Tasche _________
A
habe gekaufen
B
hat gekaufen
C
hat gekauft
D
hat gekaufet

Slide 15 - Quiz

5. (arbeiten)
____ Sie lange bei BMW ___________?
A
Hat gearbeitet
B
Hat gearbeit
C
Sind gearbeiten
D
Haben gearbeitet

Slide 16 - Quiz

6. (operieren)
Die Ärzte ______ meine Oma zusammen _____________.
A
hat operiert
B
haben geoperiert
C
haben operiert
D
hat geoperieren

Slide 17 - Quiz

7. (singen)
Du _______ ein schönes Lied __________.
A
hast gesungen
B
hat gesungen
C
hast gesingt
D
hat gesingen

Slide 18 - Quiz

8. (melden)
Der Dieb _____ sich bei der Polizei ______________.
A
hat gemeldt
B
hat gemelden
C
hat gemeld
D
hat gemeldet

Slide 19 - Quiz

9. (essen)
Marius und ich _________ im Restaurant _________________
A
haben geessen
B
hat gegesst
C
haben gegessen
D
sind gegessen

Slide 20 - Quiz

10. (schwimmen)
Ihr ________ im Schwimmbad _______________.
A
habt geschwommen
B
habt geschwimmt
C
seid geschwommen
D
seid geschwemmt

Slide 21 - Quiz

Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Veranderen van klank
Verandert niet van klank
Voltooid deelwoord eindigt op -en
Voltooid deelwoord eindigt op t
laufen
machen
geben
spielen

Slide 22 - Drag question

11. Ich habe die Falsche Kleidung______(bestellen)

Slide 23 - Open question

12. Wir haben hier 3 Stunden __________ (stehen)

Slide 24 - Open question

13. Papa hat leckere Lasagne _________________ (kochen)

Slide 25 - Open question

14. Habt ihr auch ein neues Handy _________ (nehmen)

Slide 26 - Open question

15. Für diese Prüfung hab ich lange ____________ (lernen)

Slide 27 - Open question

16. Sie hat eine tolle Party
________________ (houden)

Slide 28 - Open question

17. Wir haben gestern in der Tanzschule ______________ (tanzen)

Slide 29 - Open question

18. Wir sind letztes Jahr mit einem Segelboot ___________ (fahren)

Slide 30 - Open question

19. Ich bin noch nie in Italien
_____________ (sein)

Slide 31 - Open question

20. Hast du die Blumen auch ________________ (fotografieren)

Slide 32 - Open question

evaluatie

Slide 33 - Slide

Wat is het verschil tussen een zwak en een sterk werkwoord?

Slide 34 - Open question

Welke 3 manieren voor het maken van een voltooid deelwoord met een zwak werkwoord ken je?

Slide 35 - Open question

Hoe maak je een voltooid deelwoord van een sterk werkwoord?

Slide 36 - Open question

Heb je nog hulp nodig?

Slide 37 - Open question