Paragraaf 3.3

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Paragraaf 2.3

Video met informatie:

De volgende dia bevat informatie. 

Belangrijke begrippen die je vooraf moet weten:

permeabel: doorlaatbaarheid

hydrofiel: kan wel oplossen met water

hydrofoob: stoot water af

vragen over de video:

Leg uit wat extracellulair betekend

Leg uit wat intracellulair betekend

Het celmembraan is selectief permeabel. Wat betekend dat?

1. het celmembraan laat alle stoffen de cel in en uit gaan
2. het celmembraan laat bepaalde stoffen de cel in en uit gaan
3. het celmembraan laat alle stoffen de cel alleen in of uit gaan
4. het celmembraan laat bepaalde stoffen de cel alleen in of uit gaan

Uit welke 3 stoffen bestaat het celmembraan?

welk celmembraanonderdeel zorgt voor de beweegbaarheid van het celmembraan?

1. eiwit
2. fosfolipide
3. cholesterol
4. suikers

Welke stoffen kunnen door de fosfolipidelaag?

1. celblaasjes met eiwitten
2. glucose
3. geladen deeltjes
4. ongeladen deeltjes zoals zuurstof en koolstofdioxide

Hoe stromen de stoffen?

1. van hoge concentratie naar lage concentratie?
2. van lage concentratie naar hoge concentratie
3. stoffen stromen beide richtingen op( zowel naar hoog als naar laag)
4. stoffen stromen niet naar verschillende concentraties

noem een belangrijk verschil tussen Een celwand en een celmembraam( met betrekking tot de doorlaatbaarheid van stoffen).

Wat betekend passief transport door het celmembraan?
vertel iets over de energie en over concentraties.

Welke stof gaat er via actief transport door het celmembraan?

1. zuurstof
2. koolstofdioxide
3. water
4. glucose

Welk woord gebruiken wij in de biologie voor energie?

1. ADP
2. ATP
3. mitrochondiën
4. diffusie

Noem de verschillende manieren van endocytose

Wat is endocytose?

Wat is exocytose?

Beantwoord de volgende vragen:

Beantwoord de volgende vragen voor Diffusie:
1. Welke richting van de concentratie gaat het op?
2. Wat verplaatst zich?
3. Is het actief of passief transport?

Beantwoord de volgende vragen voor Osmose:
1. Welke richting van de concentratie gaat het op?
2. Wat verplaatst zich?
3. Is het actief of passief transport?

Beantwoord de volgende vragen voor actief transport:
1. Welke richting van de concentratie gaat het op?
2. Wat verplaatst zich?
3. Is het actief of passief transport voor een glucose molecuul?

De volgende video

laat zien hoe glucose de cel in gaat dankzij insuline. 

Paragraaf 3.3

maak opdracht: 1 t/m 4, 6, 7, 9, 11, 14, 15

Inleveren opdrachten:

1. Plak de opdracht in je schrift en maak een foto van je opdracht(en).

2. Maak een mail naar mevr. Veldhuis, noteer je naam en om welke opdracht het gaat. 

3. Voeg de foto's toe aan deze mail. 

4. Verzend de mail naar [e-mail].