Voorbereiding toets BU sociaal-maatschappelijk Schokland H1 en 2

Toets Burgerschap
Sociaal-maatschappelijke dimensie
1 / 13
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Toets Burgerschap
Sociaal-maatschappelijke dimensie

Slide 1 - Slide

culturen
Cultuur = een geheel van kenmerken, normen, waarden en gewoonten van een groep.
Dominante cultuur = is de cultuur die de meeste mensen in een land delen. 
Tegencultuur = mensen die opvattingen hebben die in strijd zijn met de dominante cultuur. 

Slide 2 - Slide

Identiteit
referentiekader = hoe je naar de wereld kijkt op basis van je waarden, normen en uitgangspunten
socialisatie = het proces waarbij je waarden en normen aangeleerd krijgt door je omgeving
discriminatie = het ongelijk behandelen en achterstellen van mensen op basis van kenmerken zoals huidskleur, afkomst, sekse of religie.

Slide 3 - Slide

Immigratie 
Immigranten = mensen die in een ander land gaan wonen
Immigratiebeleid = zijn de regels die de Nederlandse overheid heeft gemaakt over in welke gevallen immigranten in Nederland mogen blijven. 
Inburgering = het proces waarbij immigranten hun nieuwe land leren kennen en mee kunnen doen in de samenleving.

Slide 4 - Slide

Integratie 
Segratie = als mensen van verschillende culturen gescheiden van elkaar leven. Ze hebben dan vrijwel alleen contact met hun eigen cultuur. 
Integratie = als verschillende culturen wel contact met elkaar hebben en kenmerken van elkaar overnemen. 
Assimilatie = als mensen zich zoveel mogelijk aanpassen aan de dominante cultuur.

Slide 5 - Slide

Asiel aanvragen
Inburgering = het proces waarbij immigranten hun nieuwe land leren kennen en mee kunnen doen in de samenleving.

Asiel aanvragen = bij aankomst in een land vragen of je in dat land mag blijven en of ze je jou willen beschermen

Slide 6 - Slide

Om asiel te kunnen krijgen moet een asielzoeker aan minimaal één van de volgende twee eisen voldoen:
- hij kan in zijn thuisland vervolgd worden vanwege zijn ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of de sociale groep waartoe hij behoort (b.v. zijn seksuele geaardheid).
-hij loopt in zijn thuisland gevaar omdat er bijvoorbeeld oorlog is of omdat hij gemarteld kan worden

Slide 7 - Slide

criminaliteit
crimineel gedrag = gedrag dat volgens de wet strafbaar is.
overtreding = licht strafbaar feit. Iets waar je een lichte straf voor kunt krijgen, b.v. door rood licht rijden of wildplassen
misdrijf = zwaar strafbaar feit. Iets waar je een zware straf voor kunt krijgen, b.v. iemand beroven of in elkaar slaan

Slide 8 - Slide

soorten straf
geldboete = een bedrag dat de dader aan de overheid moet betalen
gevangenisstraf = wordt de dader voor een bepaalde tijd opgesloten in de gevangenis
taakstraf = een straf waarbij de dader onbetaald werkzaamheden moet uitvoeren. 

Slide 9 - Slide

preventie = het proberen te voorkomen van overtredingen en misdrijven 

Slide 10 - Slide

Media
media = middelen om een boodschap over te brengen. ook wel communicatiemiddelen genoemd. 

soorten media:
- gedrukte media (kranten, tijdschriften etc.)
-audiovisuele media (tv en radio)
-digitale media (websites en apps)

Slide 11 - Slide

functies sociale media
-informatieve functie (wikipedia of journaal)
-amusementsfunctie (film en series)
-sociale functie (What's app)
-commentaarfunctie (Twitter, facebook)
-spreekbuisfunctie (mening uiten op b.v. facebook op website)

Slide 12 - Slide

propaganda = het verspreiden van informatie om ideeën van mensen te beïnvloeden. 

Slide 13 - Slide