3H Stijl en beeldspraak digitaal

3H Stijl en beeldspraak digitaal
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

3H Stijl en beeldspraak digitaal

Slide 1 - Slide

Wat was ook alweer...
eufemisme?
understatement?
ironie?
sarcasme?

Slide 2 - Slide

To do
Taal > par. 2 Stijl > opdracht 3

Bedenk zelf of zoek op!

Slide 3 - Slide

par. 5 Beeldspraak
Leerdoel: 
Je kunt/weet beeldspraak herkennen en wat metonymie en synesthesie zijn.

Slide 4 - Slide

opdracht 1
  • a het woordenboek dat is geschreven door de heer Van Dale
  • b de chauffeur van die auto
  • het verkeerslicht waarvan de rode lamp brandt
  • c Nederlanders
  • d spraakvermogen
  • e de inhoud van het glaasje
  • f het individu of het team dat namens Zwitserland deelneem

Slide 5 - Slide

Metonymie
Je gebruikt metonymie als je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een woord gebruikt dat daarmee te maken heeft. Dat woord roept datgene wat je bedoelt als het ware op.

Je benoemt dus niet letterlijk het object, maar vervangt het door een beeld dat er aan gerelateerd is.

Slide 6 - Slide

synesthesie
Bij de synesthesie worden er twee of meer  zintuigen met elkaar gecombineerd. 

bv. schreeuwende kleuren

Slide 7 - Slide

opdracht 2 vraag 1
Ze benoemen .... (beeld), maar ze bedoelen ... (object)
  • 1 a Van Dale: maker – werk (van de maker)
  • b Die auto: voorwerp/voertuig – persoon (bestuurder van het voertuig)
  • rood: kleur – voorwerp (met die kleur)
  • c De Nederlander: enkelvoud – meervoud (alle Nederlanders)
  • d tong: deel – geheel (alles wat je nodig hebt om te spreken)
  • e glaasje: voorwerp – inhoud (van het voorwerp)
  • f Zwitserland: geheel – deel (het team/elftal)


Slide 8 - Slide

Maken:
opdracht 2 - vraag 2 -8
opdracht 3
Personificatie: voorwerpen/planten/niet-levende elementen krijgen menselijke eigenschappen toebedeeld 
vergelijking:  met vergelijkingswoord zoals 'als'  
bv. Ze is als een leeuw. 
metafoor: vergelijking, maar zonder vergelijkingswoord
bv. De leeuw geeft Nederlands.  

Slide 9 - Slide

par. 6: Uitdrukkingen en collocaties
Maken: opdracht 1+2

Slide 10 - Slide