8. werkwoorden op rij 1
7. werkwoorden op rij 1
1 / 12
next
Slide 1: Slide
This lesson contains 12 slides, with text slides.
Items in this lesson
7. werkwoorden op rij 1
Slide 1 - Slide
Groep 2 ( A1)
Zelfstandig werken TaalCompleet
Malak thema 2.11
Dzsullio thema 2 (!)
Rappie thema 5 (!)
Vlad thema 3.6 ( toets thema 2)
Mohammed thema 7 ( toets thema 4)
Met je rug naar het digibord.
Groep 1 ( A2)
Werkwoorden
Laptop dicht
- Pak pen/potlood
Slide 2 - Slide
9-stappen
- Maak de boekopdrachten
- Corrigeer de boekopdrachten
- Maak de online-opdrachten 90% groen
- Maak de online toetsen
- Maak de Ziezo-opdrachten van thema achter in het boek.
6. Ga naar de docent!
7. Maak de tekstvragen
8. Maak de oefentoets
9. Maak een afspraak voor het maken van de thematoets en- dictee
Toets maandag Groep 1
Toets woensdag Groep 2
Slide 3 - Slide
Groep 2 (A1)
Zelfstandig werken TaalCompleet
Groep 1 Werkwoorden
- stencil
- werk rustig
- lees de zinnen
- schrijf netjes
- inleveren/ophalen aan het
eind van de les
Slide 4 - Slide
Werkwoorden in de tegenwoordige tijd
Zinnen in de tegenwoordige tijd (tt) beschrijven iets wat nu of in de toekomst gebeurt.
nu ,الآن, зараз, Şimdi
Ik werk in de haven.
Jij/je/hij/zij fietst naar school.
We/wij /jullie/zij gooien de bal.
toekomst,مستقبل,майбутнє, gelecek
Slide 5 - Slide
Oefenen met werkwoorden
Stencil :
- Lees de uitleg bovenaan!!!!
- Lees de zinnen heel goed
- Betekenis werkwoorden ( uitbeelden! )
- Inleveren/ophalen aan het eind van de les
- Schrijf netjes
- Werk rustig ( begrijpen!)
Slide 6 - Slide
Wat weet jij al van werkwoorden in de tegenwoordige tijd?
ik- vorm
ik-vorm+ t
ik-vorm+ en
Hele werkwoord : werken- lopen zingen
jij voor of er achter---- jij loopt -------loop jij?
Vraagzin begint met werkwoord: luister jij goed?
Slide 7 - Slide
De gebiedende wijs! zeggen wat iemand moet doen
Jij moet nu weggaan. Ga weg!
Je moet hier blijven. Blijf hier!
Je moet stil staan. Sta stil!
blijft u hier!
Slide 8 - Slide
5. gebiedende wijs
https://wordwall.net/resource/13623097
Slide 9 - Slide
6.- 10. hele werkwoord a,e,o,u
de klinker verdubbelt
wij wonen ik woon jij woontwij betalen ik betaal hij betaalt
wij sturen ik stuur hij stuurt
wij leren ik leer zij leert
hele werkwoord ik-vorm/stam ik-vorm+t
Woont hij in Amsterdam? Betaalt vader de huur?
Slide 10 - Slide
Wat betekent het werkwoord?
Beeldt het uit
Slide 11 - Slide
Welke werkwoorden heb je vandaag............?
Geleerd?
Onthouden?
