This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Taalcompleet Thema8
VRIJE TIJD
Slide 1 - Slide
Wat is vrije tijd?
Slide 2 - Mind map
Wat doe jij in je vrije tijd?
Slide 3 - Mind map
Dit kun je doen in je vrije tijd
Slide 4 - Slide
Of dit!
Slide 5 - Slide
Dus wat kun je doen in je vrije tijd?
slapen - sporten - werken - huiswerk maken - op telefoon - televisie kijken - met vrienden afspreken - naar bioscoop - buiten voetballen - boek lezen - op vakantie gaan - naar familie gaan - bellen met oma - studeren - mama helpen - tekenen - muziek luisteren - muziek maken - fietsen - zingen - chillen - reizen -
Slide 6 - Slide
Thema 8
De boerderij
Voetbal
Wat is je hobby?
Wat doe je in het weekend?
Op vakantie
Vrienden
Slide 7 - Slide
8.1 De boerderij
Slide 8 - Slide
Welke woorden ken je over de boerderij?
Slide 9 - Mind map
Meervoud
het paard - de paarden
de kat - de katten
de boerderij - de boerderijen
de hond - de honden
het schaap - de schapen
het dier - de dieren
het varken - de varkens
de koe - de koeien
Slide 10 - Slide
A
veel varkens
B
veel varken
Slide 11 - Quiz
A
3 paards
B
3 paarden
Slide 12 - Quiz
A
kleine schapen
B
kleine schaaps
Slide 13 - Quiz
A
veel kippen
B
veel kips
Slide 14 - Quiz
A
de geiten
B
de geits
Slide 15 - Quiz
A
de boerins
B
de boerinnen
Slide 16 - Quiz
A
de dieren
B
de diers
Slide 17 - Quiz
8.4 Zinnen maken
Hoofdzinnen in het Nederlands.
Ik ga zaterdag sporten.
Hij gaat zaterdag sporten.
Ziad wil koffie drinken.
Floor kan heel goed voetballen.
Slide 18 - Slide
8.5 mijn hobby
Slide 19 - Slide
Wat doe jij in het weekend?
Meriam is 23 jaar. Zij vertelt:
Ik ga op bezoek bij mijn oma.
We drinken dan samen koffie.
En we gaan soms uit eten in een restaurant.
We praten over onze familie.
We praten over mijn werk.
Het is altijd gezellig.
Meriam
Slide 20 - Slide
het concert
A
B
C
D
Slide 21 - Quiz
het restaurant
A
B
C
D
Slide 22 - Quiz
het museum
A
B
C
D
Slide 23 - Quiz
zingen
A
B
C
D
Slide 24 - Quiz
op bezoek gaan
A
B
C
D
Slide 25 - Quiz
lopen / wandelen
A
B
C
D
Slide 26 - Quiz
samen
A
B
C
D
Slide 27 - Quiz
alleen
A
B
C
D
Slide 28 - Quiz
de radio
A
B
C
D
Slide 29 - Quiz
blij
A
B
C
D
Slide 30 - Quiz
8.9 Grammatica
een - geen
Slide 31 - Slide
8.9 Grammatica
Slide 32 - Slide
Ik lust ... pannenkoeken.
A
niet
B
geen
Slide 33 - Quiz
Ik heb mijn huiswerk ... gemaakt.
A
geen
B
niet
Slide 34 - Quiz
Dit is ... kabouter.
A
geen
B
niet
C
een
Slide 35 - Quiz
Dit is ... boek.
A
geen
B
niet
C
een
Slide 36 - Quiz
Dit is ... boek.
A
geen
B
niet
C
een
Slide 37 - Quiz
Ik zie ... jongen.
A
geen
B
niet
C
een
Slide 38 - Quiz
Ik zie ... auto.
A
geen
B
niet
C
een
Slide 39 - Quiz
Heb jij een broer?
A
Nee, ik heb niet broer.
B
Nee, ik heb geen broer.
Slide 40 - Quiz
Woon jij in Middelharnis?
A
Ja, ik woon in Middelharnis.
B
Nee, ik woon geen in Middelharnis.
Slide 41 - Quiz
Zijn jullie thuis?
A
Nee, wij zijn niet thuis.
B
Nee, wij zijn geen thuis.
Slide 42 - Quiz
Ben ik te laat voor de bus?
A
Ja, je bent te laat.
B
Nee, je bent niet te laat.
Slide 43 - Quiz
Is dit de bus naar Zierikzee
A
Nee, dit niet is de bus naar Zierikzee.
B
Nee, dit is niet de bus naar Zierikzee.
Slide 44 - Quiz
niet
Jij bent niet te laat.
Hij heeftniet gegeten.
De hond heeftniet geblaft.
Hij eetniet.
Mijn broer komtmorgenniet naar school.
geen
Ik heb geen geld.
Hij heeft geen zus.
Ik lust geen tomaten.
Het huis heeft geen ramen.
Het paard heeft geen staart.
Slide 45 - Slide
Lust jij bananen? Nee, ik lust ..........
Slide 46 - Open question
Kom jij morgen naar school? Nee, ik kom ..........