Capitulo 3 - les 2

1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Bienvenidos a la clase de español
Hoy es jueves, 30 de mayo

Slide 3 - Slide

Las reglas:

  1. Als iemand praat is de rest stil
  2. Ik steek me vinger op als ik iets wil zeggen
  3. Respect voor elkaar: we maken elkaar niet belachelijk
  4. Mobiele telefoon in je kluisje
  5. wc -> in de pauze, vóór of na de les

Slide 4 - Slide

Las reglas:
Advertencia 1: Je krijgt nog een kans om beter te gedragen/ te 
                               luisteren
Advertencia 2: Je krijgt een schrijfopdracht en die moet je aan
                                het einde van de dag bij mij inleveren. Ik bel je
                                 ouders om ze op de hoogte te stellen.
Advertencia 3:  Je wordt uit de klas gestuurd, je moet een gele kaart halen, je
                                 krijgt een schrijfopdracht en die moet je aan het einde van de
                                 dag bij mij inleveren. Ik bel je ouders om ze op de hoogte te
                                 stellen.

Slide 5 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy?
  • Overhoring: los números 20 al 30
  • De getallen 30 t/m 100 in het Spaans
  • Het werkwoord TENER (hebben) in het Spaans
  • De bijvoeglijk naamwoorden in het Spaans

Slide 6 - Slide

¿Cuál es la meta de hoy? 
Ik kan tot 100 tellen
Ik kan het werkwoord TENER in het Spaans vervoegen
Ik weet hoe ik de bijvoeglijk naamwoorden in het Spaans moet gebruiken

Slide 7 - Slide

Korte pauze
Overhoring: getallen 20 t/m 30

Slide 8 - Slide

Korte pauze
De getallen 30 t/m 100

Slide 9 - Slide

¿Qué vamos a hacer?
Wat? libro de ejercicio: blz. 67, opdr. 8 B
Hoe? Individueel
Hulp: Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd: 5 minutos
Uitkomst: Ik weet welke getallen ik wel weet in het 
Spaans
Klaar? Libro de ejercicio opdr. 9 blz. 68
timer
5:00

Slide 10 - Slide

Korte pauze
Het werkwoord TENER (hebben)
tengo

tienes

tiene

tienen

tenemos

tenéis

*
*

Slide 11 - Slide

Korte pauze
Persoonlijke voornaamwoorden
Yo = staat alléén yo
Tú = staat alléén tú
él / ella/ usted= staat één naam of één ding
___________________________________________________
Nosotros/as = staat een naam (of meerdere) + yo
Vosotros/as = staat een naam (of meerdere) + tú
ellos = man + man    OF    vrouw + man
ellas= vrouw + vrouw
ustedes = oudere persoon + oudere persoon

Slide 12 - Slide

Vul het werkwoord TENER in:
1. Martha ____________ unos libros.
2. Mis abuelos ____________ un perro.
3. La profesora y yo ____________ una reunión.
4. Tú ____________ muchos deberes.
5. Yo ____________ una hermana.
6. Mi amiga y tú ____________ un auto.
7. Diego y Dora ____________ un mapa.

Slide 13 - Slide

Vul het werkwoord TENER in:
1. Martha tiene unos libros.
2. Mis abuelos tienen un perro.
3. La profesora y yo tenemos una reunión.
4. Tú tienes muchos deberes.
5. Yo tengo una hermana.
6. Mi amiga y tú tenéis un auto.
7. Diego y Dora tienen un mapa.

Slide 14 - Slide

¿Qué vamos a hacer?
Wat? Libro de ejercicio: blz.69, opdr. 11 en 12 samen.
Hoe? Klassikaal
Hulp: Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd: 15 minutos
Uitkomst: Ik begrijp hoe ik tener moet vervoegen
Klaar? Libro de ejercicio opdr. 9 blz. 68

Slide 15 - Slide

Korte pauze
Bijvoeglijk naamwoorden

Slide 16 - Slide

¿Qué vamos a hacer?
Wat? Libro de ejercicio:: blz. 77 en 78, opdr. 26 t/m 28
Hoe? in duo's
Hulp: Steek je vinger op als je een vraag hebt
Tijd: 20 minutos
Uitkomst: Ik weet hoe ik het bijvoeglijk naamwoord in het Spaans moet gebruiken

Slide 17 - Slide

Los deberes
Libro de texto:
blz. 29, bron D Leer hoe je het werkwoord TENER moet vervoegen uit je hoofd
Leer  de bezittelijke vnw blz. 30, bron G
blz. 32, bron J de regels van de bijvoeglijk vnw. uit je hoofd leren.

Overhoring van allebei





Slide 18 - Slide

¿Cuál es la meta de hoy? 
Ik kan tot 100 tellen
Ik kan het werkwoord TENER in het Spaans vervoegen
Ik weet hoe ik de bijvoeglijk naamwoorden in het Spaans moet gebruiken

Slide 19 - Slide

¿Preguntas?

Slide 20 - Slide

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
2. Compré __________ manzanas en el supermercado.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 21 - Quiz

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
3. Necesito __________ bolígrafo para tomar apuntes.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 22 - Quiz

Kies het juiste onbepaald lidwoord.
4. Quiero comprar __________ zapatos nuevos.
A
un
B
una
C
unos
D
unas

Slide 23 - Quiz

Quizlet
https://ap.lc/wzBbJ

Slide 24 - Slide