ww gez SG werkwoordelijk gezegde 15/4/25

ww gez SG werkwoordelijk gezegde 15/4/25
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

ww gez SG werkwoordelijk gezegde 15/4/25

Slide 1 - Slide

10 minuten lezen

Slide 2 - Slide

nabespreken huiswerk:
H5, p 1 opdracht 2 tot en met 10
11 is een ontwerp maken van een boekomslag.
+ Drillster 5.1

Slide 3 - Slide

Doel:
Je leert hoe je het werkwoordelijk gezegde herkent in een zin.

Slide 4 - Slide

werkwoordelijk gezegde
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 5 - Slide

Lezen:

Bladzijde 183
Uitlegvideo

Slide 6 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Hij staat daar te huilen
Dus het werkwoordelijke gezegde is: 

Slide 7 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
De voorzitter
reikt
na het toernooi
de prijzen
uit

Slide 8 - Drag question

Berend heeft vandaag veel gedaan.

Slide 9 - Open question

Zullen we allemaal naar het kerstgala gaan?

Slide 10 - Open question

Danique heeft vandaag hard gefietst.

Slide 11 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin
B
Het deel in de zin dat zegt wat er gebeurt
C
Alleen de persoonsvorm
D
Het lijdend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen.
A
ik
B
kan
C
benoemen
D
kan benoemen

Slide 13 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:
Wat ben je aan het doen?

A
ben
B
ben, doen
C
ben aan het doen

Slide 14 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Ik SPOEL het glas OM.
B
Mijn broertje GAAT uit zijn dak.
C
Ik HEB me in hem VERGIST.
D
Ik BEN AAN HET LOPEN.

Slide 15 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
hadden verslapen
B
hadden jullie verslapen
C
hadden je verslapen
D
hadden jullie je verslapen

Slide 16 - Quiz

Wat ben je aan het doen?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ben
B
ben, doen
C
ben aan het doen

Slide 17 - Quiz

Dit is de laatste oefenping.
Je zou het nu moeten kunnen.

Slide 18 - Open question

Maken:
Spelling en grammatica (bladzijde 182)
Maken opdracht 3 tot en met 15

Slide 19 - Slide