13-01-25 - H1D: §5 WW- gez en §1 zinsdelen

Nederlands
H1D
13- 01- 2025
§5 - Werkwoordelijk gezegde (wg)
Herhaling zinsdelen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
H1D
13- 01- 2025
§5 - Werkwoordelijk gezegde (wg)
Herhaling zinsdelen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide


Eerst... 
lekker 10 minuten lezen! 
timer
10:00

Slide 4 - Slide

Vandaag
> Herhaling §1: PV en zinsdelen  
> Herhaling §3: ow 
> §5: wg
Lesdoel: 
> Aan het einde van de les kun je het wg in een zin vinden 

Slide 5 - Slide

Planning tot aan PPW 2
  • 07-01: §1 PV & zinsdelen herhalen
  • 07-01: §3 Onderwerp (ow)
  • 10-01 of 13/01: §5 werkwoordelijk gezegde (wg)
  • 14/01 of 17/01: §7 Lijdend voorwerp (lv)
  • 20/01 of 21/01: §9 Meewerkend  voorwerp (mv)
  • 21/01 of 24/01: §11 Bijwoordelijke bepaling (bwb)
  • week 5: PWW 2: PW 

Slide 6 - Slide

Herhaling zinsdelen
> Allereerst: wat zijn zinsdelen?
zins - delen = zinsdelen  
> waarom moeten we leren om zinsdelen vinden? 

Slide 7 - Slide

Het verdelen van de zin in zinsdelen.
Altijd dezelfde volgorde/ stappen aanhouden! 

1. Zoek de PV
Zet een streep onder de PV en benoem deze:  PV. 
  Zet een streep voor en achter de / pv / = dit is één zinsdeel
2. Zoek het OW. 
Wie of wat doet de PV? = Zet een streep onder het OW en benoem dit. 
Zet een streep voor en achter het / OW / = dit is ook één zinsdeel
3. Zoek het gez. (kan werkwoordelijk of naamwoordelijk gez. zijn)  
PV + alle ww-en in de zin = Zet een streep onder de andere ww-en benoem deze: ww./ of nw. gez. 
Zet een streep voor en achter de /andere ww-en/ = dit is ook één zinsdeel
4. Zoek het LV.  
Wie of wat + gez. = Zet een streep onder het LV en benoem dit.
Zet een streep voor en achter het / LV / = dit is ook één zinsdeel

De rest van de stappen doen we volgende week! 
1: PV
2: OW
3: wg of ng.
4: lv
5: mv
6: bwb.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld: ik heb gisteren een vis gevangen. 

1: PV --> Ik / heb / gisteren / een vis / gevangen.
                        pv
2: OW --> Ik / heb / gisteren / een vis / gevangen.
                  ow   pv                                        
 
3: gez.--> Ik / heb / gisteren / een vis / gevangen.
                  ow pv                                   ww. gez.

4: LV --> Ik/ heb / gisteren / een vis / gevangen.
               ow pv                        lv         ww. gez.

5: blijft over: gisteren. Wat is dat? --> §11 --> bijw. bep.



1: PV
2: OW
3: wg of ng.
4: lv
5: mv
6: bwb.

Slide 9 - Slide


Neem het zinnetje over en verdeel het zinnetje in zinsdelen. Onderstreep de PV en de OW.  
Agnes heeft haar tas in het lokaal laten liggen.

Slide 10 - Open question


Neem het zinnetje over en verdeel het zinnetje in zinsdelen. Onderstreep de PV en de OW.  
Die jongen is al een uur aan het drummen.  

Slide 11 - Open question


Neem het zinnetje over en verdeel het zinnetje in zinsdelen. Onderstreep de PV en de OW.  
Mijn kat zit in de kast te spelen. 

Slide 12 - Open question


Neem het zinnetje over en verdeel het zinnetje in zinsdelen. Onderstreep de PV en de OW.  
Wij hebben gisteren nieuwe tegels voor de badkamer uitgezocht.    

Slide 13 - Open question

Huiswerk bespreken
> Opdrachten 1 t/m 3 op bladzijde 208-209

En als je klaar was:
opdracht 4

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

wg: blz. 212
  • Doe het boek open op de juiste pag. 
  • Maak aantekeningen 

Slide 16 - Slide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.

Let op: de woordjes te  en aan het voor een heel werkwoord horen ook bij het werkwoordelijk gezegde!
  • Ik heb veel te doen.
--> werkwoordelijk gezegde: heb te doen
  • Tobias is goed aan het luisteren.
--> werkwoordelijk gezegde: is aan het luisteren. 


Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 17 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

"Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin benoemen."
A
ik
B
kan
C
kan benoemen
D
het werkwoordelijk gezegde van een zin

Slide 18 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin

"Ik hang de was op."
A
hang
B
was
C
hang op
D
op

Slide 19 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

"Ik kan dit niet betalen."
A
kan
B
betalen
C
kan niet betalen
D
kan betalen

Slide 20 - Quiz


Neem het zinnetje over en verdeel het zinnetje in zinsdelen. Onderstreep de PV, het OW en het wg.  
Agnes heeft haar tas in het lokaal laten liggen.

Slide 21 - Open question


Neem het zinnetje over en verdeel het zinnetje in zinsdelen. Onderstreep de PV, het OW en het wg.  
Die jongen is al een uur aan het drummen.  

Slide 22 - Open question


Neem het zinnetje over en verdeel het zinnetje in zinsdelen. Onderstreep de PV, het OW en het wg.  
Mijn kat zit in de kast te spelen. 

Slide 23 - Open question


Neem het zinnetje over en verdeel het zinnetje in zinsdelen. Onderstreep de PV, het OW en het wg.  
Wij hebben gisteren nieuwe tegels voor de badkamer uitgezocht.    

Slide 24 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik ben aan het voetballen.'

Slide 25 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
"Ik kan het me niet voorstellen!"

Slide 26 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

"Ik heb het geleerd."

Slide 27 - Open question

HW dinsdag 14-01: 

Maken: grammatica zinsdelen blz. 204: opdrachten 4,5 en 6.
Ook maken: §5 ww- gez.: blz. 212:
opdrachten 1,2 en 3.

Slide 28 - Slide