Duits 8-paragraaf C - hören- BK

Duits 8-paragraaf C. hören - BK
1 / 35
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Duits 8-paragraaf C. hören - BK

Slide 1 - Slide

Herzlich Willkommen! 2E

Slide 2 - Slide

Herzlich Willkommen! 2F

Slide 3 - Slide

Duits 8-paragraaf C. hören
Vandaag in de les: het leerdoel (das Lernziel)
- je kunt een radio-fragment over kleding begrijpen opdr. 12 b.
- werkwoord vervoeging hebben (haben) en zijn (sein)
- je kent de betekenis vorige lessen A-B woordjes
- quiz lessonUp
- ga verder met slim stampen

Slide 4 - Slide

huiswerk; schrijf in je agenda
huiswerk voorzover in les niet af
- de opdrachten van C. 12 tot en met 14 maken - on line werkboek
- slim stampen




Slide 5 - Slide


1. de capuchon 
2. de muts 
3. de schoen 
4. de ketting 
5. de laars 
6. het hoofddoek
7. de broek
8. het jack/vest
9. de laars
10. de jurk

1.

Slide 6 - Slide


1. de capuchon 
2. de muts 
3. de schoen 
4. de ketting 
5. de laars 
6. het hoofddoek
7. de broek
8. het jack/vest
9. de laars
10. de jurk
1. die Kapuze
2. die Mütze 
3. der Schuh 
4. die Kette   
5. der Stiefel 
6. das Kopftuch
7. die Hose
8. die Jacke
9. der Stiefel
10. das Kleid

Slide 7 - Slide


1. mein Stil
2. deshalb
3. Klamotten
4. gehört zum
5. als
6. nie
7. krank
8 hoe gaat het met jou?

1. mijn stijl
2. daarom
3. kleren
4. hoort bij
5. dan
6. nooit
7. ziek
8. Wie geht es dir?

Slide 8 - Slide

werkwoord vervoegen - hebben (haben)

Slide 9 - Slide

werkwoord vervoegen - zijn (sein)

Slide 10 - Slide

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: Ich _______ 14 Jahre alt.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Du _______ ein Buch.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 12 - Quiz

wat betekent 'das stimmt'
A
dat klopt
B
dat stemt

Slide 13 - Quiz

wat betekent 'der Stil'
A
de steel
B
de stijl

Slide 14 - Quiz

Schrijf de kleur ( geel ) op in het Duits

Slide 15 - Open question

wat betekent 'deshalb'
A
want
B
daarom

Slide 16 - Quiz

wat betekent 'krank'
A
ziek
B
krak

Slide 17 - Quiz

wat betekent 'der Körper'
A
het lichaam
B
het kopje

Slide 18 - Quiz

wat betekent 'wachsen'
A
groeien
B
waarschuwen

Slide 19 - Quiz

wat betekent 'also'
A
als
B
dus

Slide 20 - Quiz

de broek
A
die Hose
B
die Brücke

Slide 21 - Quiz

de laars
A
der Larse
B
der Stiefel

Slide 22 - Quiz

de trui
A
der Pullover
B
die Kapuze

Slide 23 - Quiz

wat betekent 'verschiedene Farbe'
A
lijnen die scheiden
B
verschillende kleuren
C
verschillende lijnen
D
ver liggende boerderij

Slide 24 - Quiz

Sleep de Duitse woorden naar de juiste kleuren.
gelb
blau
schwarz
grau
rot
grün
violett
orange
rosarot
braun

Slide 25 - Drag question

Vertaal: Hoe gaat het met jou?

Slide 26 - Open question

wat betekent 'die Klamotten'
A
rompertjes
B
kleding
C
motten
D
zeurderige mensen

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video

Slide 29 - Link

huiswerk voorzover in les niet af
huiswerk voorzover in les niet af;

- de opdrachten van Hoofdstuk 8 C hören - 12 a +b  tot en met 14 maken in jullie online werkboek
- slim stampen

Dank jullie wel voor jullie aandacht

Slide 30 - Slide

Afronden 8-paragraaf C hören
Afrondend in deze les:
- leerdoel  radio fragment over kleding = behandeld
- werkwoord vervoeging hebben (haben) en zijn (sein)
- vorige lessen A-B woordjes zijn herhaald
- quiz lessonUp = gedaan
- huiswerk van deze les is hopelijk af
- jullie hebben goed gewerkt.

Slide 31 - Slide

vertaal de woorden in het Duits

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide