Duits 8-paragraaf H-lesen - KGT

Duits 8-paragraaf H- lesen
1 / 34
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Duits 8-paragraaf H- lesen

Slide 1 - Slide

Herzlich Willkommen! 2C

Slide 2 - Slide

Herzlich Willkommen! 2D

Slide 3 - Slide

Lernziele 8-paragraaf H -Lesen
Vandaag in de les: leerdoel 
- dat je een eenvoudige tekst over uiterlijk/kleding kunt begrijpen
- vervoegen werkwoorden zijn (sein) en hebben (haben)
- vorige lessen A-F woordjes herhalen
- quiz lessonUp
- ga verder met slim stampen


Slide 4 - Slide

huiswerk; schrijf in je agenda
huiswerk voorzover in les niet af     (F- 38 -39 /G40 tm-43)

- de opdrachten van hoofdstuk 8   -H -Lesen 44 & 45 maken online
- slim stampen
- oefentoets maken online




Slide 5 - Slide

werkwoord vervoegen - hebben (haben)

Slide 6 - Slide

werkwoord vervoegen - zijn (sein)

Slide 7 - Slide

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: Ich _______ 14 Jahre alt.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Mein Vater _______ 43 Jahre alt.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Die Freunde _______ in derselbe Klasse.
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 10 - Quiz

die Konditorei
Metzger/Fleischerei
das Kaufhaus
die Drogerie
die Bäckerei
das Gemüse geschäft
der Supermarkt
das Kleidungs geschäft
die Eisdiele
de drogist
de supermarkt
de banketbakker
de ijssalon
de kledingwinkel
de slager
het warenhuis
de bakkerij
de groentewinkel

Slide 11 - Drag question

Vul de juiste vorm in:
Du _______ keine Ahnung.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 12 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
_______ ihr das gesehen?
A
habe
B
hast
C
hat
D
habt

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Ich _______ in Köln.
A
wohnt
B
wohnst
C
wohnen
D
wohne

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Warum _________ du nicht mit?
A
schreibst
B
schreibe
C
schreiben
D
schreibt

Slide 15 - Quiz

Vertaal: Hoe gaat het met jou?

Slide 16 - Open question

Vervoeg haben -(ik, jij , hij, wij, jullie, zij)
ich, du, er, wir, ihr, sie

Slide 17 - Open question

Hoe noem je een mobieltje in het Duits?
A
Das Telefon
B
Das Ding
C
Die Mobil
D
Das Handy

Slide 18 - Quiz

Vervoeg sein-(ik, jij , hij, wij, jullie, zij)
ich, du, er, wir, ihr, sie

Slide 19 - Open question

Sleep de Duitse woorden naar de juiste kleuren.
gelb
blau
schwarz
grau
rot
grün
weiß
orange
pink
braun

Slide 20 - Drag question

vertaal 'hoe gaat het met je'?
A
wie geht es mit dir?
B
wie geht es mit dich?
C
wie geht es dich?
D
wie geht es dir?

Slide 21 - Quiz

was bedeutet 'insgesamt' ?
A
in het ambt
B
in totaal
C
ingezameld
D
mooi

Slide 22 - Quiz

vertaal 'het verschil'
A
der Verschille
B
der Unterscheid
C
der Verscheile
D
der Unterschied

Slide 23 - Quiz

vertaal 'betekenen'
A
bedeuten
B
bedöten
C
bezeichnen
D
bezichnen

Slide 24 - Quiz

vertaal 'tijdens'
A
weerend
B
weehrend
C
während
D
wärent

Slide 25 - Quiz

was bedeutet 'weil'?
A
voordat
B
zodat
C
omdat
D
want

Slide 26 - Quiz

Vertaal: Ik ben geweest.

Slide 27 - Open question

Vertaal: ik heb gehad.

Slide 28 - Open question

wat betekent 'die Klamotten'
A
rompertjes
B
motten
C
kleding
D
zeurderige mensen

Slide 29 - Quiz

huiswerk voorzover in les niet af
huiswerk voorzover in les niet af     
- de opdrachten van hoofdstuk 8 -H -Lesen 44 & 45 maken online
- slim stampen
- oefentoets maken online

Dank jullie wel voor jullie aandacht


Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

Afronden 8-paragraaf H - Lesen
Afrondend in deze les:
- leerdoel om een  eenvoudige tekst over uiterlijk te begrijpen
- extra geoefend met werkwoorden hebben en zijn
- vorige lessen A-F woordjes zijn herhaald
- quiz lessonUp = gedaan
- huiswerk van deze les is hopelijk af
- jullie hebben goed gewerkt.

Slide 32 - Slide

werkwoord zijn (sein) en hebben (haben)

Slide 33 - Slide

0

Slide 34 - Video