25-3-2021 (3gt3)

Welcome back 3gt3!
Today:



  • Grammar: gerund & could/couldn't
  • Aan de slag!
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welcome back 3gt3!
Today:



  • Grammar: gerund & could/couldn't
  • Aan de slag!

Slide 1 - Slide



Aan het einde van de les...
- Begrijp je de 'gerund'
- Kun je could en couldn't toepassen in zinnen
- Heb je goed meegedaan

Slide 2 - Slide

I enjoy dancing!
Dancing is een voorbeeld van een gerund. Een gerund is een werkwoordsvorm die wordt gebruikt als...
A
Een werkwoord
B
Iets wat er nu gebeurt
C
Een zelfstandig naamwoord
D
Bijvoegelijk naamwoord

Slide 3 - Quiz

Wat valt je op aan de volgende zinnen?
  • I love singing.
  • I hate swimming so much.
  • I stopped smoking a long time ago.
  • Dancing is my favourite sport!
  • He's fond of running.

Alle werkwoorden worden hier
gebruikt als zelfstandig naamwoord.

Slide 4 - Slide

Bij welke drie situaties gebruik je ook al weer de gerund (werkwoord + ing)?

Slide 5 - Open question

Een 'gerund' (werkwoord + ing) gebruik je als zelfstandig naamwoord. Je gebruikt dit bij drie verschillende situaties:

  1. als onderwerp
Singing is fun!
  2. na werkwoorden als:
love, stop, start, enjoy, quit, hate...
  3. na voorzetsels als:
about, to, at, from, after, on, in...


Ga aan de slag met de hand-out in je eentje!





Slide 6 - Slide

Een 'gerund' (werkwoord + ing) gebruik je als zelfstandig naamwoord. Je gebruikt dit bij drie verschillende situaties:

  1. als onderwerp
Singing is fun!
  2. na werkwoorden als:
love, stop, start, enjoy, quit, hate...
  3. na voorzetsels als:
about, to, at, from, after, on, in...


Kijk met z'n tweetjes naar jullie antwoorden. Verbeter eventuele foutjes!





Slide 7 - Slide

Een 'gerund' (werkwoord + ing) gebruik je als zelfstandig naamwoord. Je gebruikt dit bij drie verschillende situaties:

  1. als onderwerp
Singing is fun!
  2. na werkwoorden als:
love, stop, start, enjoy, quit, hate...
  3. na voorzetsels als:
about, to, at, from, after, on, in...


We gaan samen de goede antwoorden bespreken! Verbeter je fouten.





Slide 8 - Slide

Wat betekenen could en couldn't in de volgende zinnen (1)?
- We could go to Italy next year.
- We could go to the new restaurant! I heard they've got great pizza.

- I couldn't do that! I would be way too scared.
- You couldn't run as fast as Jim. He's way faster!

Slide 9 - Slide

Wat betekenen could en couldn't in de volgende zinnen (1)?
- We could go to Italy next year.
We zouden volgend jaar naar Italië kunnen.


- I couldn't do that! I would be way too scared.
Ik zou dat niet kunnen! Ik zou veel te bang zijn.

Slide 10 - Slide

Wat betekenen could en couldn't in de volgende zinnen (2)?
- I could run faster than Sara when we were 6.
- We could always cheer each other up when we were younger.


- You couldn't even ride a bike when you were 7!
- My mum couldn't go to the cinema yesterday.

Slide 11 - Slide

Wat betekenen could en couldn't in de volgende zinnen (2)?
- I could run faster than Sara when we were 6.
Ik kon sneller rennen dan Sara toen we 6 waren.


- You couldn't even ride a bike when you were 7!
- Je kon niet eens fietsen toen je 7 was!

Slide 12 - Slide

Zou (niet) kunnen

I could help you, but then I want you to pay attention.

You couldn't do that. You're not strong enough.
Kon (niet)

I could play the piano when I was younger.

She couldn't make it in time. She overslept.

Slide 13 - Slide

Do:
Unit 5.2 exercises 14 t/m 18 (als je 10 t/m 13 nog niet af had, doe je die eerst)





Niet af? Huiswerk voor maandag 29 maart.
Get to work!
Klaar?
  1. Maak de express yourself opdracht van unit 5.2 (als je de stof goed beheerst)
  2. Maak de practise more opdrachten van onderdelen waar je nog moeite mee hebt.
  3. Ga aan de slag met ReadTheory.

Slide 14 - Slide

Begrijp je de 'gerund'?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Begrijp je could / couldn't?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll