18 Toetsvoorbereiding H2+3 les 2

timer
20:00
Lezen in je leesboek / werken aan verslag
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

timer
20:00
Lezen in je leesboek / werken aan verslag

Slide 1 - Slide

Woord van de week
doorlopend 

               

Slide 2 - Slide

Woord van de week
doorlopend 

Betekenis: onafgebroken, voortdurend       

Op deze afdeling van het ziekenhuis mag je
doorlopend bezoek ontvangen. 
                    

Slide 3 - Slide

Repetitie H2 en H3
Over de paragrafen woorden, spelling en grammatica van hoofdstuk 2 en 3.

(Let op: vwo niet grammatica, zinsontleding h3
beknopte bijzin staat (online) uitgelegd in H5)

Slide 4 - Slide

Repetitie H2 en H3

Deze les: quizvragen over spelling H2 en H3
Daarna zelf oefenen/leren


Slide 5 - Slide

Voor alle(n) die vanavond met de trein gaan, is er een gratis kopje koffie.
A
alle
B
allen

Slide 6 - Quiz

Ik geef graag les, maar sommige(n) leerlingen werken op mijn zenuwen.
A
sommige
B
sommigen

Slide 7 - Quiz

Veel mensen zijn bang voor spinnen en muizen, maar sommige(n) alleen voor spinnen, andere voor beide(n).
A
sommige, beide
B
sommigen, beiden
C
sommige, beiden
D
sommigen, beide

Slide 8 - Quiz

Er stonden vijf honden aan het hek; alle(n) blaften naar de fietser
A
alle
B
allen

Slide 9 - Quiz

De jongens zitten alle(n) op voetbal.
A
alle
B
allen

Slide 10 - Quiz

... (glijden) je zusje graag van de glijbaan?
A
glijd
B
glijdt

Slide 11 - Quiz

Het ... (verbazen) hem dat ze dat zo leuk vindt!
A
verbaast
B
verbaasd
C
verbaasdt

Slide 12 - Quiz

Door het verkeersongeluk ... (stranden) we halverwege. (verleden tijd)
A
strandde
B
stranden
C
strandden

Slide 13 - Quiz

We hebben de deur met de sleutel ... (openen)
A
geopent
B
geopend
C
geopendt

Slide 14 - Quiz

Je hebt ons met je komst enorm ... (verblijden)
A
verblijd
B
verblijt
C
verblijdt

Slide 15 - Quiz

Al ... (zwabberen) kwam de fietser de bocht om ... (fietsen)
A
zwabberend, gefietst
B
zwabberent, gefietst
C
zwabberend, gefietsd
D
zwabberent, gefietst

Slide 16 - Quiz

Schrijf je dit woord met een hoofdletter?
henk
A
met hoofdletter
B
zonder hoofdletter

Slide 17 - Quiz

Schrijf je dit woord met een hoofdletter?
kerstfeest
A
met hoofdletter
B
zonder hoofdletter

Slide 18 - Quiz

Hoe schrijf je dit aan het begin van een zin?
's avonds
A
met hoofdletter s
B
met hoofdletter a
C
zonder hoofdletters

Slide 19 - Quiz

Meneer Rutte hoort bij de vvd.
Hoe schrijf je vvd?
A
Vvd
B
VVD
C
vvd

Slide 20 - Quiz

Repetitie H2 en H3
Zelf voorbereiden

  • Leer de lesstof  en de gemaakte huiswerkopdrachten.

  • Maak een samenvatting van de lesstof met voorbeelden.

  • Controleer of je het snapt m.b.v. de test jezelf. 

  • Oefen verder met de woordtrainer en de versterk jezelf.




Slide 21 - Slide