Spelling Persoonsvorm tegenwoordige tijd
voorbeeld verhuizen antwoorden eten
ik verhuis antwoord eet
jij/je/u verhuist antwoordt eet
hij/zij/het verhuist antwoordt eet
wij/jullie/zij verhuizen antwoorden eten
… jij? verhuis jij? antwoord jij? eet jij?
Twijfel je toch nog of je d of dt moet schrijven? Vervang het werkwoord dan door ‘lopen’. Dan hoor je of je een t achter de ik-vorm moet schrijven.
voorbeeld
Sam vind/vindt het goed. → Sam loopt. (met t) → dus: Hij vindt het goed.
Houd/houdt jij van spruitjes? → Loop jij? (zonder t) → dus: Houd jij van spruitjes?