Werkwoordspelling alle werkwoordsvormen herh. GR 7

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Werkwoordspelling H7

Bij de volgende sleepopdracht sleep je de vervoegde werkwoorden naar de juiste werkwoordsvorm!

Let op: Je mag elke werkwoordsvorm maar 1 keer gebruiken!

voltooid deelwoord

onvoltooid deelwoord

infinitief

persoonsvorm verleden tijd

persoonsvorm tegenwoordige tijd

zong

gezongen

zingend

zingt

zingen

voltooid deelwoord

onvoltooid deelwoord

infinitief

persoonsvorm verleden tijd

persoonsvorm tegenwoordige tijd

durvend

durft

durfde

durven

gedurfd

Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden

De sterke werkwoorden houden zich dus niet aan regels, zoals de zwakke. Je moet dus leren/weten wat de verleden tijd en het voltooid deelwoord is. Het voordeel is wel dat je ze schrijft, zoals je ze hoort (zo kort en eenvoudig mogelijk) en dat je door het woord langer te maken, weet of je een -d of -t aan het eind moet schrijven!

Persoonsvorm?

pvtt:

- stam

- stam+t

- hele ww

pvvt:

- stam+

de/te

-stam +

den/ten

't ex-kofschip

volt.dw

-langer maken

-d/t

't ex-

kofschip

onv. dw

- hele ww. + d

inf.

- hele

ww.

geb.

wijs

- stam

JA

NEE

bijvoeglijk naamw.

zo kort mogelijk

De winnaar van de game had zijn punten niet opgeslagen.

pvtt

infinitief

pvvt

geb.wijs

vd

od

bn

had

opgeslagen

Henk gaat elke dag fietsend naar zijn werk.

pvtt

infinitief

pvvt

geb.wijs

vd

od

bn

gaat

fietsend

Drink altijd voldoende water na de training.

pvtt

infinitief

pvvt

geb.wijs

vd

od

bn

drink

Anton heeft altijd spijt gehad van de gemiste kansen.

pvtt

infinitief

pvvt

geb.wijs

vd

od

bn

heeft

gehad

gemiste

Van mijn ouders mocht ik tot 11 uur op het verjaardagsfeestje blijven.

pvtt

infinitief

pvvt

geb.wijs

vd

od

bn

mocht

blijven

Lijdende en bedrijvende vorm

Zinnen kunnen in de bedrijvende vorm (onderwerp doet iets = actief) staan of in de lijdende vorm (onderwerp ondergaat iets = passief).  

Van een zin die in de bedrijvende vorm staat, kun je in een zin in de lijdende vorm maken.

  A. De man koopt een computer.  (onderwerp = actief = bedrijvende vorm)

  B. De computer wordt door de man gekocht.

                                                                     (onderwerp = passief = lijdende vorm).

 

zinnen in bedrijvende of lijdende vorm 

Waarom moeten we dit weten?

- Actieve zinnen zijn vaak makkelijker te lezen en te begrijpen

- Vlotter in taalgebruik

Bedrijvend en lijdend (actief / passief)​

Let op het werkwoordelijk gezegde!

1. De boer melkt de koe.
2. De boer molk de koe.
3. De boer heeft de koe gemolken.​
4. De boer had de koe gemolken.

1. De koe wordt door de boer gemolken.​
2. De koe werd door de boer gemolken.​
3. De koe is gemolken door de boer.​
4. De koe was gemolken door de boer.

Actief of passief?

1. Zoek het werkwoordelijk gezegde in de zin.
2. Zoek het onderwerp in de zin.
3. Doet het onderwerp wat in het werkwoordelijk gezegde staat?
4. Ja --> Actief
5. Nee --> Passief

bedrijvende of lijdende vorm

1. Hij werd gekust door zijn vriendin.
   
   
2. Zijn vriendin kuste hem.

bedrijvende of lijdende vorm

A. Lola neemt de taxi naar huis.

B. Lola wordt door een taxi naar huis gebracht.

bedrijvende of lijdende vorm

A. De bankovervaller werd op zijn neus gestompt door de bewaker.

B. De bewaker stompte de bankovervaller op zijn neus.

bedrijvende of lijdende vorm

1. Van de bast van de kinaboom werd een drankje gemaakt.
   
   
2. Indianen in Peru maakten van de bast van de kinaboom een drankje

bedrijvende of lijdende vorm

1. Ik houd om negen uur ontslaggesprekken
   
   
2. Er wordt om negen uur een ronde van ontslaggesprekken gehouden