Deze oefentoets maak je als je hebt geleerd en je kennis wilt testen. Kijk kritisch na, schrijf op wat je nog niet wist. Maak deze oefentoets minimaal 4 dagen vóór Beekweek2. Dan heb je nog herstel tijd.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Oefentoets
Deze oefentoets maak je als je hebt geleerd en je kennis wilt testen. Kijk kritisch na, schrijf op wat je nog niet wist. Maak deze oefentoets minimaal 4 dagen vóór Beekweek2. Dan heb je nog herstel tijd.
Slide 1 - Slide
Zet in chronologische volgorde
Lodewijk XVI roept de Staten-Generaal bijeen
Het volk wil meer macht hebben
Bestorming van de Bastille
Onthoofding van Lodewijk XVI
Robespierre aan de macht
nationale vergadering wordt opgericht
Slide 2 - Drag question
Welke 3 belangrijke problemen zijn er in het Frankrijk van Lodewijk XVI
Slide 3 - Open question
1e Stand
2e Stand
3e Stand
geestelijken
adel
boeren en burgers
Betaalt belasting
grootgrondbezitters
woont een groot deel van het jaar op paleis Versailles
Slide 4 - Drag question
Wat is een directe oorzaak van de Franse Revolutie? (2 antwoorden)
A
Lodewijk XVI roept de Staten Generaal bijeen
B
Leden van de 3e stand verzamelen klachten
C
Inwoners van Parijs bestormen de Bastille
D
Boeren komen in opstand tegen hun landheren
Slide 5 - Quiz
Op welke datum herdenkt Frankrijk jaarlijks de Franse revolutie?
A
14 juli
B
27 april
C
4 juli
D
9 november
Slide 6 - Quiz
Wat wilden de burgers bereiken tijdens de Franse Revolutie?
A
Vrijheid, gelijkheid, broederschap
B
Vrijheid, gelijkheid, democratie
C
Kiesrecht, gelijkheid, broederschap
D
Kiesrecht, afschaffen privileges, democratie
Slide 7 - Quiz
waar of niet waar? In de nieuwe Franse grondwet heeft de koning geen macht meer
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quiz
Wat stond er NIET in de nieuwe grondwet?
A
Alle Fransen hadden dezelfde rechten en plichten
B
De koning had niet langer alle macht
C
Nieuwe wetten moesten door de Nationale Vergadering worden goedgekeurd
D
Iedereen moest belasting betalen behalve de arme boeren
Slide 9 - Quiz
Op de afbeelding zie je de onthoofding van Robespierre. Hij was één van de velen die de dood vonden
In welke periode vond deze gebeurtenis plaats?
A
In de periode waarin Frankrijk een constitutionele monarchie was.
B
Tijdens de regering van Lodewijk XVI.
C
Tijdens de Terreur.
Slide 10 - Quiz
Bekijk de prent.
Welke zin over de prent is juist?
A
De tekenaar was een voorstander van de standenmaatschappij.
B
De tekening is getekend na de Franse Revolutie.
C
De tekening is getekend voor de Franse Revolutie.
D
Geen van de genoemde zinnen over de prent is juist.
Slide 11 - Quiz
Bekijk de afbeelding.
Welke naam hoort bij het rode kruisje te staan?
De gebeurtenis vond in Parijs plaats in 1793.
A
Lodewijk XVI
B
Napoleon Bonaparte
C
Robespierre
D
Rousseau
Slide 12 - Quiz
Deze toets gaat over het tijdvak Pruiken & Revoluties.
Wanneer eindigt dit tijdvak?
A
Rond 1600
B
Rond 1700
C
Rond 1800
D
Rond 1900
Slide 13 - Quiz
In 1791 werd Frankrijk een ........... monarchie.
A
constitutionele
B
revolutionaire
C
republikeinse
D
koninklijke
Slide 14 - Quiz
De Franse Revolutie was een ....... en een ...... verandering.
Welke twee woorden horen op de stippellijntjes te staan?
A
economische en culturele
B
economische en sociale
C
politieke en culturele
D
politieke en sociaal-economische
Slide 15 - Quiz
Wie stellen de mannen op de afbeelding voor? Voor welke groep of persoon staan ze symbool?
Adel
Geestelijkheid
Derde stand
Koning
Slide 16 - Drag question
Waar of niet waar: Meer dan 90% van de bevolking behoorde tot de 3e stand.
A
waar
B
niet waar
Slide 17 - Quiz
Bekijk de prent.
Welke zin over de prent is juist?
A
De tekenaar was een voorstander van de standenmaatschappij.
B
De tekening is getekend na de Franse Revolutie.
C
De tekening is getekend voor de Franse Revolutie.
D
Geen van de genoemde zinnen over de prent is juist.
Slide 18 - Quiz
De manier van besturen waarbij de koning alle macht heeft?
A
Monarchie
B
Democratie
C
Rechtsstaat
D
Absolutisme
Slide 19 - Quiz
Een revolutie is...
A
Wanneer mensen in opstand komen.
B
Grote en snelle verandering. Vaak met veel geweld.
C
Wanneer je niet tevreden bent met de koning.
D
Alle antwoorden zijn JUIST.
Slide 20 - Quiz
In welk jaar brak de Franse revolutie uit?
A
1629
B
1789
C
1804
D
1555
Slide 21 - Quiz
Welke drie veranderingen werden na de Franse revolutie ingevoerd in Frankrijk?
De standenmaatschappij werd afgeschaft.
Er kwam een vernieuwde grondwet.
Er kwam een grondwet.
Er kwam een democratie.
Er kwam een revolutie.
Er kwam een monarchie.
Slide 22 - Drag question
Tijdens de Revolutie werd de Franse koning onthoofd. Welke Lodewijk?
A
Lodewijk XIII
B
Lodewijk XIV
C
Lodewijk XV
D
Lodewijk XVI
Slide 23 - Quiz
In 1791 werd Frankrijk een constitutionele monarchie. Wat was het meest directe gevolg hiervan voor de koning ?
A
De koning moest vluchten naar Varennes.
B
De koning moest zich houden aan de wet.
C
De koning raakte al zijn rechten kwijt.
D
Lodewijk mocht geen koning meer zijn.
Slide 24 - Quiz
Verlichting
Voor de tijd van de Verlichting.
Denken met je verstand.
traditie
Wetenschap wordt belangrijk.
Het volk krijgt meer invloed.
Gelijkwaardigheid.
Vastleggen rechten en plichten .
De grondwet wordt ingevoerd.
Onderzoek en experiment.
Standenmaatschappij.
Een kleine groep mensen heerst.
Absolutisme.
Eise Eisinga bouwt eht zonnestelsel.
Pruik.
Slide 25 - Drag question
Hoe noem je de groep ontevreden burgers die in 1787 in opstand kwamen tegen het bestuur?
A
Oranjegezinden
B
Pruisen
C
Patriotten
D
Stadhouders
Slide 26 - Quiz
De patriotten vonden dat de regenten het land slecht leidden. Wat moest beter? Noem twee punten van kritiek.
Slide 27 - Open question
Wat wilden de patriotten?
A
net zo rijk worden als de regenten
B
inspraak in het bestuur en grondrechten
C
een koning in plaats van een stadhouder
D
ze wilden dat er niks veranderde in de Republiek
Slide 28 - Quiz
Wat was de naam van Nederland na 1795 en tot 1806?
Slide 29 - Open question
Wat was de naam van de eerste koning van het Koninkrijk der Nederlanden?
A
Koning Willem I
B
Koning Napoleon
C
Koning Willem II
D
Koning Lodewijk
Slide 30 - Quiz
Wanneer veranderde de naam 'Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden'?
A
1648, na de Nederlandse Opstand
B
1787, toen de patriotten verschillende steden aanvielen
C
1795, toen met hulp van de Fransen de stadhouder werd verdreven