1. (Na 1) Hopper en de ik-persoon (Kris) zijn twee heel verschillende personen.
Aan welk gedrag zie je dat?
2. (Na 2) “Ik ben van pap. Ik wil blijven zitten, weer in slaap vallen en morgen pas wakker worden en dat er dan niks is gebeurd.” Waarom zegt de ik-persoon dit?
3. De vader van de ik-persoon komt kort in dit hoofdstuk voor. Welke eerste indruk heb je van hem?
4. Na hfst 3: Hoe zou je het syndroom van Tourette kunnen beschrijven?