181213 grammatica extra

Welkom...
Pak je leesboek. 
We beginnen met 
10 minuten lezen in stilte.
timer
10:00
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom...
Pak je leesboek. 
We beginnen met 
10 minuten lezen in stilte.
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Vandaag:

Extra begeleiding:
  • werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde
  • werkwoorden: zww, hww en kop




Slide 2 - Slide

2 soorten zinnen in het Nederlands

Slide 3 - Slide

WERKWOORDEN
KOP = koppelwerkwoord
ZWW = zelfstandig werkwoord
HWW = hulpwerkwoord

Slide 4 - Slide

Check: actie of eigenschap


Actie met 1 werkwoord?         >>

Eigenschap met 1 werkwrd? >>


papa (doet) slapen / 
mama (is) lief 

> WG bestaat uit ZWW

> NG bestaat uit ND + KOP

Slide 5 - Slide

Meerdere werkwoorden
Zoek het hoofdwerkwoord (belangrijkste woord in een zin) 
  1. maak de zin korter.
  2. Alle werkwoorden die daar niet bij horen zijn HWW.
  3. Blijft over: de keuze tussen een ZWW en een KOP.


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Hij is gisteren erg ziek geweest
  • Actie of eigenschap?
  • 2 of meer WW, dus: 1 HWW en 1 KOP. Wat is wat?

  • 'is' en 'geweest' komen allebei van het werkwoord 'zijn'...
  • HWW herken je doordat je ze in een andere tijd kunt zetten. Jawel: de PV is dus altijd een HWW bij +2 werkwoorden!
  • 'is' is dus HWW en 'geweest' is hier KOP.



Slide 8 - Slide

Hij is gisteren erg ziek geweest.
  • zinsdelen
  • Hij / is / gisteren / erg ziek / geweest.
  • Naamwoordelijk gezegde
  • is erg ziek geweest
  • Naamwoordelijk deel
  • erg ziek
  • Werkwoordelijk deel
  • is (HWW) geweest (KOP)

Slide 9 - Slide

Ik ben ziek aan het worden.
  • zinsdelen
  • Ik / ben / ziek / aan het worden.
  • Naamwoordelijk gezegde
  • ben ziek aan het worden
  • Naamwoordelijk deel
  • ziek
  • Werkwoordelijk deel
  • ben aan het worden
  • ben (HWW) worden (KOP)

Slide 10 - Slide

NG herkennen: 3 VRAGEN
  1. Staat er een vorm van één van de 9 KOP in de zin?
  2. Gaat het in de zin om een eigenschap?
  3. Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?

Slide 11 - Slide

Mijn vader is op zijn studeerkamer
  • 1 werkwoord > dus géén HWW
  • naamwoordelijk deel? controleer!
  • Zit er een KOP in het gezegde?
  • Zegt het ND iets over het onderwerp?
  • Begint het ND niet met een voorzetsel?
  • Voorzetsel! Dus 'is' = géén KOP
  • Waarom? 'is' wordt hier bedoeld als 'zich bevinden' = ZWW

Slide 12 - Slide