190603 naamwoordelijk gezegde/kop

Naamwoordelijk gezegde
koppelwerkwoorden
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Naamwoordelijk gezegde
koppelwerkwoorden

Slide 1 - Slide

Koppelwerkwoorden (zwabbels)

zijn

worden

blijven

blijken

lijken

schijnen

(heten, dunken, voorkomen)

Slide 2 - Slide

wg of ng
actie = wg                      --> zww + eventueel (meerdere) hww
eigenschap = ng        --> kop + eventueel (meerdere) hww

Slide 3 - Slide

Stappenplan naamwoordelijk gezegde 
1 Zoek het onderwerp van de zin op.
2 Zoek het belangrijkste werkwoord van de zin op.
3 Staat het werkwoord in het rijtje van de KOP?
                                                           4  Doet of is het onderwerp iets?

Nee = wg                                      Doet = wg                       Is = ng
                                                         (actie)                               (eigenschap)

Slide 4 - Slide

De docent is ziek
Wat is het onderwerp?
Wat is het belangrijkste werkwoord (hoofdwerkwoord)?
Is dat een koppelwerkwoord?
Doet het onderwerp iets?


Slide 5 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin? Benoem de delen.

De docent is ziek

  • is ziek= naamwoordelijk gezegde
  • is = werkwoordelijk deel
  • ziek = naamwoordelijk deel

Slide 6 - Slide

De jongen is jarig geweest
Wat is het onderwerp
Welke werkwoorden zijn er?
Is het belangrijkste ww een koppelwerkwoord?
Doet het onderwerp iets?

Slide 7 - Slide

Hij is jarig.
Hij is gestopt.


wg of ng?



Slide 8 - Slide

Noem de 9 koppelwerkwoorden

Slide 9 - Open question

Wat is het koppelwerkwoord?
quiz 

Slide 10 - Slide

Die ene groene plant met gele strepen is erg giftig.
A
is
B
geen koppelwerkwoord

Slide 11 - Quiz

Mijn vriendin is dit jaar al vijf keer ziek geweest.
A
is
B
is geweest
C
geweest
D
geen koppelwerkwoord

Slide 12 - Quiz

In die kleren lijk je wel een vogelverschrikker!
A
lijk
B
geen koppelwerkwoord

Slide 13 - Quiz

Ik ben de hele dag in bed blijven liggen.
A
ben
B
blijven
C
liggen
D
geen koppelwerkwoord

Slide 14 - Quiz

Wil je wel even rustig blijven?
A
wil
B
blijven
C
geen koppelwerkwoord

Slide 15 - Quiz

Die vraag werd me gisteren ook al drie keer gesteld.
A
werd
B
gesteld
C
geen koppelwerkwoord

Slide 16 - Quiz

De musea in Amsterdam blijven een grote bron van inkomsten voor de stad.
A
blijven
B
geen koppelwerkwoord

Slide 17 - Quiz

Een dagje uit had me leuk geleken.
A
had
B
geleken
C
geen koppelwerkwoord

Slide 18 - Quiz

Het koppelwerkwoord snap ik
A
wel
B
nog niet

Slide 19 - Quiz