Afsluiting

Datum:
Vak: Geschiedenis
Je weet wat het feodalisme en het hofstelsel inhouden, je weet hoe het christendom werd verspreid door Europa en hoe de Islam opkwam en verspreidde 
Aan het einde van de les weet je wat de belangrijkste leerstof van dit hoofdstuk is, en heb je de belangrijkste begrippen en personen herhaald 
Herhaling hofstelsel en feodalisme 
Oefenen met vragen aan de hand van interactieve lessonup 
Welke leerstof ken je goed? Zijn er onderwerpen die nog extra herhaald moeten worden? 
Vooruitblik volgende les 
Geen :)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Datum:
Vak: Geschiedenis
Je weet wat het feodalisme en het hofstelsel inhouden, je weet hoe het christendom werd verspreid door Europa en hoe de Islam opkwam en verspreidde 
Aan het einde van de les weet je wat de belangrijkste leerstof van dit hoofdstuk is, en heb je de belangrijkste begrippen en personen herhaald 
Herhaling hofstelsel en feodalisme 
Oefenen met vragen aan de hand van interactieve lessonup 
Welke leerstof ken je goed? Zijn er onderwerpen die nog extra herhaald moeten worden? 
Vooruitblik volgende les 
Geen :)

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het einde van de les weet je wat de belangrijkste leerstof van dit hoofdstuk is, en heb je de belangrijkste begrippen en personen herhaald 

Slide 2 - Slide

Verval van handel
  • In de vroege middeleeuwen is Europa een landbouwsamenleving

  • Landbouw is het belangrijkste middel van bestaan

  • Gevolgen: handel nam af, steden raken in verval, reizen is gevaarlijk

Slide 3 - Slide

Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
Het gebied buiten het domein bestond uit de grond van de vrije boeren en de woeste gronden, onontgonnen gebied en bossen.
De vrije boeren moesten tijdens een oorlog wél meevechten met de heer. De wapenuitrusting moesten ze zelf betalen.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.
Het Domein

Slide 4 - Slide

Horigen
Verplichtingen Horigen:
1. Een deel van de oogst geven als pacht (huur) aan de heer
2. Jaarlijks een aantal dagen op de akkers van de heer werken
3. Herendiensten: klusjes, zoals het kasteel en de gracht onderhouden

Geen slaven, want geen eigendom van de heer 

Slide 5 - Slide

Twee middeleeuwse stelsels 
1. Feodaal stelsel (leenstelsel) - politiek systeem 
De leenheer leent land aan zijn leenmannen in ruil voor steun tijdens oorlog. Manier om het land te besturen 

2. Hofstelsel - economisch systeem 
Horigen kunnen zichzelf niet beschermen en zoeken bescherming bij adel. In ruil voor pacht en herendiensten kunnen horigen wonen en werken op het domein

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Standenmaatschappij
  • Samenleving bestaat uit drie standen: 
1. Geestelijkheid 
2. Adel 
3. Boeren

'Bidders, strijders en werkers'

Slide 8 - Slide


➤De Tijd van Monniken en Ridders is: 
A
van 500-1000
B
van 1000-1500
C
hetzelfde als de Vroege Middeleeuwen
D
hetzelfde als de Late Middeleeuwen

Slide 9 - Quiz

1500 
v. Chr.
1000 
v. Chr.
500 
v. Chr.
1
500
1000
1500
2000
2050
Sleep de iconen naar de juiste plek in de tijdlijn.

Slide 10 - Drag question

➤Sleep steeds een vinkje naar het goede woord om de zin kloppend te maken. 
Na de val van het Romeinse Rijk werd er veel meer / minder gehandeld in Europa. 
Na de val van het Romeinse Rijk waren er veel / weinig oorlogen in Europa.
Na de val van het Romeinse Rijk ontstaan er veel / nauwelijks steden in Europa.

Slide 11 - Drag question


Gebruik de bron

Horigen hadden veel plichten.
➤ Welke twee plichten van horigen zie je in de tekst terug?

Gebruik de bron 

Slide 12 - Open question


Gebruik de bron

In het verhaaltje staan twee fouten. 
➤Schrijf de fouten op, en schrijf erbij waarom het fout is.
Gebruik de bron 

Slide 13 - Open question


➤Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’? 
Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 14 - Quiz


➤Wat is een goed voorbeeld 
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 15 - Quiz

Dit zijn schaakstukken van een schaakspel uit de twaalfde eeuw, die ook wel The Lewis Chessman worden genoemd. Ze zijn gemaakt van walrustand.

Sleep de onderdelen naar de juiste schaakstukken.
Adel
Geestelijkheid
Ridder
Koning
Bisschop

Slide 16 - Drag question

G
F
I
H
R
R
B
S
D
T
E
D
S
A
A
D
S
T
N
M
P
K
K
L
V
W
Klik op de schaakstukken en lees de stelling. 
Is de stelling juist? Sleep het schaakstuk dan naar het juiste coordinaat. De schaakstukken vormen dan een woord.
Een horige moest pacht betalen voor de grond (D,8)
Karel de Grote was koning en keizer (A,5)
Karel de Grote was een leenheer (C,4)
De geestelijkheid was de derde stand (A,8)
Monniken en ridders horen bij de geestelijken (G,1)
Een leenman moet trouw zweren aan de leenheer (F,7)
Monniken en nonnen horen bij de lage geestelijken (H,4)
Het middeleeuwse woord voor een slaaf is een horige (G,3)
Herendiensten deed de leenheer voor de leenman (B,2)
De Paus is de hoogste geestelijke van de christelijke kerk (D,5)
Ridders woonden in een klooster (E,4)
Horigen waren vrij om weg te gaan van hun land (G,6)

Slide 17 - Drag question

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 18 - Drag question

➤Zet de volgende geestelijken in de juiste volgorde van macht. Begin met de geestelijke die het machtigst is, en eindig met de geestelijke die het minst machtig is.
Priester
Paus
Bisschop
Monnik

Slide 19 - Drag question

W  I  L  L  I  B  R  O  R  D
L  E  E  N  S  T  E  L  S  E  L
K  L  O  O  S  T  E  R
B  O  N  I  F  A  T  I  U  S
H  O  R  I  G  E
L  E  E  N  H  E  E  R

Slide 20 - Drag question


Gebruik de bron
Gebruik de bron

➤Wie is de ‘hij’ over wie de tekst gaat?
A
Bonifatius
B
Wilibrord
C
Lodewijk de Vrome
D
Karel de Grote

Slide 21 - Quiz


Gebruik de bron
Gebruik de bron

Je denkt misschien dat horigen iets zijn van heel lang geleden. Maar ook in onze tijd zijn er nog horigen. 

➤Waarom is de vrouw uit de tekst een horige?
A
Ze moet een deel van de tijd op de akkers van de landheer werken.
B
Als er gevaar dreigt, wordt ze beschermd door de landheer.
C
Ze mag weg van het land van de landheer.
D
Ze hoort bij de derde stand, en haar landheer niet.

Slide 22 - Quiz


➤Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’? 
Kies het juiste antwoord.
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 23 - Quiz