BOL 3 Schrijven Basiscursus 1.1 Voorbereiden + Taalverzorging 3.1 Hoofdletters
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat gaan we vandaag doen?
Theorie Schrijven: 1.1 Voorbereiden
Hoofdletters: al oefenend komen we tot de regels
Maken opdrachten Schrijven 1.1 Voorbereiden + Taalverzorging 3.1 Hoofdletters
Slide 2 - Slide
Het examen SCHRIJVEN 2F
Verslag
Artikel
Betoog
Zakelijke-email
Ik bereid jullie hier zo goed mogelijk op voor.
Slide 3 - Slide
We oefenen met o.a tekstopbouw, publiek, gebruik van alinea's, werkwoordspelling & spellingsregels, duidelijk formuleren, enz. Dit zijn allemaal onderdelen die beoordeeld worden bij het examen.
Slide 4 - Slide
Lesdoelen bij de theorie
Je begrijpt wat een schrijfplan is.
Je kent onderdelen uit een schrijfplan.
Je weet hoe je rekening kunt houden met een doelgroep.
Je maakt kennis met tekstdoelen.
Je maakt oefent met deelonderwerpen bepalen.
Je oefent met de spellingsregels van het gebruik van hoofdletters.
Slide 5 - Slide
Waarom moet je vooraf nadenken over wat je gaat schrijven?(voorbereiden)
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Wat is een schrijfplan?
Dit is een plan dat je maakt voordat je een tekst gaat schrijven.
In dit schrijfplan staat de indeling van je tekst (inleiding, middenstuk en slot), de deelonderwerpen en de korte inhoud per alinea.
In Teams staat het schrijfplan.
Slide 8 - Slide
Bepaal vooraf het onderwerp van de tekst.
Als je zelf een onderwerp mag kiezen, kies dan iets waar je wat van weet.
Deel het onderwerp in in deelonderwerpen.
Slide 9 - Slide
Het onderwerp in "Nieuwe ontwikkelingen in de mobiliteit". Welk deelonderwerp past hierbij?
Slide 10 - Open question
Bepaal vooraf de doelgroep (voor wie je schrijft).
Schrijf je voor klanten?
Schrijf je voor een collega?
Schrijf je voor je docent Nederlands?
De ene doelgroep heeft meer uitleg en makkelijkere taal nodig dan de andere doelgroep.
Slide 11 - Slide
Bepaal vooraf het doel van de tekst. Wat wil je ermee bereiken?
Wil je de lezer informatie geven? (informeren)
Wil je del lezer iets uitleggen? (instrueren)
Wil je de lezer jouw mening vertellen? (mening geven)
Wil je dat de lezer jouw mening gaat overnemen? (overtuigen)
Wil je dat de lezer iets gaat doen? (activeren)
Slide 12 - Slide
Je krijgt de opdracht een tekst te schrijven over remmen. Welk deelonderwerp is het MINST geschikt?
A
Remconstructies
B
Onderdelen remsysteem
C
De ANWB slipcursus
D
Remvloeistof
Slide 13 - Quiz
Welke doelgroep is het meest passend bij de vorige deelonderwerpen? (remconstructies, onderdelen remsysteem, remvloeistof)
A
Docenten autotechniek
B
Studenten autotechniek
C
Klanten van een garagebedrijf
D
HRM-afdeling van Mobiliteit
Slide 14 - Quiz
Taalverzorging
3. 1 Hoofdletters
Even oefenen....
Slide 15 - Slide
Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?
kun je me raad geven?
Slide 16 - Open question
Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?
alvast bedankt! afzender: anita de vries.
Slide 17 - Open question
Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?
s 'avonds werken we niet als het regent.
Slide 18 - Open question
Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?
op het techniek college wordt heel wat vergaderd!
Slide 19 - Open question
Welke woorden uit de zin moeten met een hoofdletter?
de lessen van meneer van 't slot zijn heel interessant.
Slide 20 - Open question
Aan de slag!
Maken opdrachten
Schrijven 1.1 Voorbereiden: opdracht 4 blz. 151
Taalverzorging 3.1 Hoofdletters: opdracht 5, extra opdracht 1 + extra opdracht 2 blz. 292