Week 7 Basiscursus schrijven 1.1 Voorbereiden + 2.1 Taalverzorging (t.t)

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat staat er op het programma?
1.1 Basiscursus schrijven
2.1 Taalverzorging: Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen? (1)
  • Beginnen met 1.1 Basiscursus schrijven: Voorbereiden van een schrijfopdracht.
  • Een beetje oefenen met werkwoordspelling: tegenwoordige tijd

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
  • Je begrijpt wat een schrijfplan is.
  • Je kent onderdelen uit een schrijfplan.
  • Je weet hoe je rekening kunt houden met een doelgroep.
  • Je maakt kennis met tekstdoelen.
  • Je maakt oefent met deelonderwerpen bepalen.
  • Je activeert je geheugen over werkwoordspelling tegenwoordige tijd.

Slide 4 - Slide

Waarom moet je vooraf nadenken over wat je gaat schrijven?(voorbereiden)

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Wat is een schrijfplan?
  • Dit is een plan dat je maakt voordat je een tekst gaat schrijven. 
  • In dit schrijfplan staan de indeling van je tekst (inleiding, middenstuk en slot), de deelonderwerpen en de korte inhoud per alinea. 
  • In Teams staat het schrijfplan.

Slide 7 - Slide

Bepaal vooraf het onderwerp van de tekst.
  • Als je zelf een onderwerp mag kiezen, kies dan iets waar je wat van weet.
  • Deel het onderwerp in in deelonderwerpen.

Slide 8 - Slide

Het onderwerp in "Nieuwe ontwikkelingen in de mobiliteit". Welk deelonderwerp past hierbij?

Slide 9 - Open question

Bepaal vooraf de doelgroep (voor wie je schrijft).
  • Schrijf je voor klanten?
  • Schrijf je voor een collega?
  • Schrijf je voor je docent Nederlands?
De ene doelgroep heeft meer uitleg en makkelijkere taal nodig dan de andere doelgroep.

Slide 10 - Slide

Bepaal vooraf het doel van de tekst. Wat wil je ermee bereiken?
  • Wil je de lezer informatie geven? (informeren)
  • Wil je del lezer iets uitleggen? (instrueren)
  • Wil je de lezer jouw mening vertellen? (mening geven)
  • Wil je dat de lezer jouw mening gaat overnemen? (overtuigen)
  • Wil je dat de lezer iets gaat doen? (activeren)

Slide 11 - Slide

Je krijgt de opdracht een tekst te schrijven over remmen. Welk deelonderwerp is het MINST geschikt?
A
Remconstructies
B
Onderdelen remsysteem
C
De ANWB slipcursus
D
Remvloeistof

Slide 12 - Quiz

Welke doelgroep is het meest passend bij de vorige deelonderwerpen? (remconstructies, onderdelen remsysteem, remvloeistof)
A
Docenten autotechniek
B
Studenten autotechniek
C
Klanten van een garagebedrijf
D
HRM-afdeling van Mobiliteit

Slide 13 - Quiz

Taalverzorging: wat aan we doen?
  1. Wat weet je nog van vorig schooljaar over werkwoordspelling?
  2. Twee aan twee: Maak twee zinnen voor de klas. Een zin om te oefenen met de tegenwoordige tijd. Een zin om te oefenen met de verleden tijd.
  3. Zelfstandig aan de slag met opdrachten uit het boek: SCHRIJVEN 1.1 Voorbereiden, opdracht 3 en 4.

Slide 14 - Slide

Werkwoordspelling
A
Makkie, kom maar op!
B
Redelijk, ik maak af en toe een foutje
C
Niet zo goed, ik maak regelmatig een fout
D
Moeilijk, ik begrijp er niks van

Slide 15 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij bediend.
B
Hij bedient.

Slide 16 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout.
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.

Slide 17 - Quiz

werkwoordspelling

A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 18 - Quiz

Zelfstandig aan de slag
  • SCHRIJVEN 1.1 Voorbereiden, opdracht 3 en 4.
  • Taalverzorging 2.1 (bepaal zelf wat je nodig hebt)

Slide 19 - Slide