Ontdek de verbindingen in teksten

Ontdek de verbindingen in teksten
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ontdek de verbindingen in teksten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun jij tekstverbanden herkennen.

Slide 2 - Slide

Introduceer het leerdoel van de les en leg uit waarom het belangrijk is om tekstverbanden te herkennen.
Wat weet je al over tekstverbanden?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wat zijn tekstverbanden?
Tekstverbanden zijn verbindingswoorden die de relatie tussen zinnen of alinea's aangeven.

Slide 4 - Slide

Leg uit wat tekstverbanden zijn en geef voorbeelden. Vraag de studenten om zelf voorbeelden te geven.
Voorbeelden van tekstverbanden
Enkele voorbeelden van tekstverbanden zijn: daarom, omdat, bijvoorbeeld, ten eerste, ten tweede, etc.

Slide 5 - Slide

Laat de studenten nadenken over voorbeelden van tekstverbanden en bespreek deze samen.
Soorten tekstverbanden
Er zijn verschillende soorten tekstverbanden, zoals oorzaak-gevolg, opsomming, tegenstelling en chronologie.

Slide 6 - Slide

Leg uit welke soorten tekstverbanden er zijn en geef voorbeelden van elk.
Oefen met tekstverbanden
Lees de zin en noem het tekstverband:
'Ik hou van sporten. Het is goed voor mijn gezondheid. Bovendien geeft het me energie.'

Slide 7 - Slide

Geef de studenten de opdracht om de tekst te lezen en de tekstverbanden te markeren. Bespreek de antwoorden samen.
Meer oefeningen
Laten we nog meer oefenen met tekstverbanden. 

Slide 8 - Slide

Geef de studenten enkele oefeningen om te maken en bespreek de antwoorden samen.
Wat is een voorbeeld van een tekstverband?
A
De zon scheen fel en de lucht was blauw.
B
Omdat het regende, bleef ik binnen.
C
Ik hou van zwemmen en fietsen.
D
Vandaag is een mooie dag om naar het park te gaan.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van het woord chronologie?
A
De gevolgen van een gebeurtenis.
B
De volgorde waarin gebeurtenissen plaatsvinden.
C
De oorzaak van een gebeurtenis.
D
De plaats waar een gebeurtenis plaatsvindt.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een opsommend verband?
A
Ik hou van sporten, zoals voetballen, tennis en hardlopen.
B
Hardlopen is een goede manier om fit te blijven.
C
Voetballen is een populaire sport in Nederland.
D
Tennis is een sport die je zowel buiten als binnen kunt spelen.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een signaalwoord voor een tegenstellend verband?
A
Omdat
B
Bijvoorbeeld
C
Daarom
D
Maar

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een oorzakelijk verband?
A
Er zijn verschillende soorten hart- en vaatziekten.
B
Een gezonde levensstijl kan het risico op hart- en vaatziekten verlagen.
C
Hart- en vaatziekten komen vaak voor bij oudere mensen.
D
Een te hoog cholesterolgehalte kan leiden tot hart- en vaatziekten.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Waarom zijn tekstverbanden belangrijk?
Tekstverbanden helpen om de tekst beter te begrijpen en de samenhang tussen zinnen en alinea's te herkennen.

Slide 14 - Slide

Leg uit waarom het belangrijk is om tekstverbanden te herkennen en hoe ze kunnen helpen bij het begrijpen van teksten.
Maak nu zelf een paar zinnen waarin je een doel-middel verband toepast. (tip: gebruik het theorieschema)

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Samenvatting
We hebben geleerd wat tekstverbanden zijn, welke soorten er zijn, waarom ze belangrijk zijn en hoe we ze kunnen herkennen.

Slide 16 - Slide

Vat de belangrijkste punten van de les samen en zorg ervoor dat de studenten het leerdoel hebben bereikt.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 17 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 18 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.