Burgers en stoommachines

Burgers en Stoommachines
1 / 13
next
Slide 1: Mind map
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Burgers en Stoommachines

Slide 1 - Mind map

3.1 Het Koninkrijk der Nederlanden

Nederland krijgt een koning

  • 1815: Ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden (Belgie/Nederland samengevoegd)
  • Koninkrijk der Nederlanden werd een constitutionele monarchie. Een koninkrijk met een grondwet.
  • Koning Willem I van Oranje was de eerste koning.
  • Grondwet: Hierin staan de belangrijkste rechten en plichten van burgers, maar ook hoe het land bestuurd moet worden.
  • Parlement of volksvertegenwoordiging bestond uit de eerste en tweede kamer.
  • In eerste instantie had het parlement weinig macht.
  • De koning benoemde zelf de ministers en kon zelf besluiten zonder met het parlement te overleggen.
  • Belgen kregen steeds meer moeite met het grote Nederland en kwamen in opstand.
  • 1839: Belgie wordt officieel een ander land (onafhankelijk van Nederland)

Slide 2 - Slide

Revolutiejaar 1848
  • 1840: Willem II volgt zijn vader op.
  • 1848: In heel Europa braken opstanden uit tegen regeringen.
  • Burgers eisten meer inspraak in het bestuur.
  • Koning Willem II was bang dat het Nederlandse volk ook tegen hem in opstand kwam
  • Koning Willem II liet een commissie een nieuwe grondwet maken.
  • De commissie werd geleid door kamerlid Rudolf Thorbecke.

Slide 3 - Slide

Een nieuwe grondwet

De grondwet van 1848


  •  Niet de koning, maar het parlement keurde voortaan de wetten goed.
  •  Ministers moesten aan het parlement gehoorzamen en niet meer aan de koning.
  •  Het parlement kon ministers ontslaan.
  • Elke vier jaar kwamen er verkiezingen voor de leden van de tweede kamer.


Toch was Nederland nog geen echte democratie. Alleen mannen die veel belasting betaalden mochten stemmen.


Slide 4 - Slide

3.2 Stoommachines veranderen de samenleving

Verandering in de economie

  •  Europa was een landbouw-stedelijke samenleving.
  •  Vanaf 1760 verschenen in Engeland de eerste fabrieken.
  • De industrialisatie ging snel en veranderde de samenleving.
  • Industrie werd het voornaamste middel van bestaan.
  • Dorpen en stadjes groeiden snel door de komst van fabrieken en grote aantallen arbeiders
  • De periode tussen 1760 en 1850 kreeg door de grote en snelle veranderingen de naam industriele revolutie.

Slide 5 - Slide

De samenleving verandert
  • Door de industrialisatie waren betere verbindingen nodig.
  • spoorwegen werden aangelegd en kanalen werden gegraven.
  • 1825: eerste stoomtrein reed in Engeland.
  • 1839: eerste stoomtrein reed in Nederland (tussen Amsterdam en Haarlem)
  • Veel mensen trokken van het platteland naar de steden.
  • Bezit van kapitaal (geld) werd belangrijker dan het bezit van grond.
  • Alles draaide om het maken van winst. Het economische systeem (kapitalisme) veranderde

Slide 6 - Slide

3.3 De strijd van de arbeiders
  • Arbeiders gaan samenwerken en richten vakbonden op.
  •  De eerste sociale wet werd het Kinderwetje genoemd.
  • Na 1900 werd de leerplicht ingevoerd. (tot 12 jaar naar school)
  • De socialisten wilden dat er sociale wetten kwamen.
  • De socialisten wilden kiesrecht voor iedereen.
  • eind 19e eeuw richtten de socialisten een politieke partij op (SDAP)
  • In 1917 kwam er algemeen kiesrecht voor mannen, alle mannen mochten stemmen.

Slide 7 - Slide

Waarom richtten de arbeiders vakbonden op?

Slide 8 - Open question

Waarom maakte de regering uiteindelijk sociale wetten?

Slide 9 - Open question

Wat was de eerste sociale wet en wat hield deze wet in?

Slide 10 - Open question

Hoe noem je kiesrecht voor iedereen?

Slide 11 - Open question

Hoe heette de eerste politieke partij van de socialisten?

Slide 12 - Open question

Leg het begrip feminisme uit?

Slide 13 - Open question