2.3 Hormonen en 2.4 Zwanger

2.3 Hormonen en 2.4 Zwanger
Oefenvragen
1 / 17
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

2.3 Hormonen en 2.4 Zwanger
Oefenvragen

Slide 1 - Slide

menstruatie
ovulatie
oestrogenen
progesteron
gele lichaam
eierstok
follikel
menstruatie

Slide 2 - Drag question

Bloeddeeltjes ontwikkelen zich uit stamcellen. Waar in het lichaam bevinden zich deze stamcellen?
A
in de lever
B
in het bloed in de bloedvaten
C
in het hart
D
in het rode beenmerg

Slide 3 - Quiz

+
+
-
-
-
+
FSH
LH
Progesteron

Slide 4 - Drag question

SLEEP DE BESCHRIJVINGEN NAAR HET JUISTE BEGRIP
Placenta
Vruchtwater
Baarmoeder-
slijmvlies
Navelstreng
Bevat bloed van het moeder en bloed van het embryo
Beschermt het embryo tegen o.a. schokken en uitdroging
Hierdoor stroomt alleen bloed van het embryo (niet van de moeder)
Dit zorgt in de eerste weken van de zwangerschap voor zuurstof en voedingsstoffen

Slide 5 - Drag question

In deze drie fasen verloopt de bevalling, welk begrip hoort bij het plaatje?
Ontsluiting 
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 6 - Drag question

Hoe heet het proces waarbij cellen steeds meer gaan verschillen in vorm en functie?
A
Celspecialisatie
B
Celproliferatie
C
Celstagnatie
D
Celdifferentiatie

Slide 7 - Quiz

Wat is de volgorde van een bevalling?
Indaling
Weeën
Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte

Slide 8 - Drag question

Menstruatie
Baarmoederslijmvlies verdikt
Ovulatie
Vruchtbare periode

Slide 9 - Drag question

1. FSH stimuleert de ontwikkeling van follikels, die oestradiol vormen
2. Ovulatie treedt op als gevolg en het gele lichaam vormt progesteron
3. Afgifte van FSH en LH door de hypofyse.
4. Oestradiol remt de FSH-productie en stimuleert LH-productie.
5. Afgifte van GnRH aan het bloed.
6. Progesteron remt zowel de FSH-, als de LH-productie.

Slide 10 - Drag question

eisprong
menstruatie
rijpen eicel

Slide 11 - Drag question

Innesteling
Ovulatie
Menstruatie

Slide 12 - Drag question

Stamcellen zijn:
A
Cellen die niet meer kunnen delen
B
Cellen die niet goed meer functioneren
C
Ongedifferentieerde cellen die kunnen blijven delen
D
Ongedifferentieerde cellen die niet meer kunnen delen

Slide 13 - Quiz

teelballen
Hypofyse
FSH
Testosteron

Slide 14 - Drag question

Stamcellen zijn celen die zich oneindig vaak kunnen delen.
Wat is er bijzonder aan embryonale stamcellen in vergelijking met adulte (volwassen) stamcellen?
A
Die komen alleen voor bij embryo’s
B
Die kunnen nog elke type cel worden
C
Die kunnen niet meer delen
D
Die kunnen nooit een even aantal chromosomen hebben

Slide 15 - Quiz

Hypothalamus
Hypofyse-voorkwab
Eierstokken
FSH-RH
Oestrogeen
FSH

Slide 16 - Drag question

Tijdens de menstruatie ..
A
Komt een eicel vrij uit de eierstok
B
Gaat een eicel dood in de eileider
C
Wordt de eicel bevrucht door zaadcellen
D
Stoot de baarmoeder het gemaakte slijmvlies af

Slide 17 - Quiz