Lezen H1-H3

Nederlands
woensdag 11 januari 2023
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands
woensdag 11 januari 2023

Slide 1 - Slide

Programma
- Herhaling toetsstof: hoofd- en bijzaken, kernzinnen, tekstverbanden en signaalwoorden
- Aan de slag: opdr. 4 (H3), oefentoets, 'spiekbriefje' maken

In week 4: GP Lezen (datum nog onbekend)

Slide 2 - Slide

Hoofdzaken:
A
belangrijkste info uit de tekst, vind je in de inleiding en het slot
B
belangrijkste info uit de tekst, kun je overal in de tekst vinden
C
niet zo belangrijke info uit de tekst, vind je in de inleiding
D
niet zo belangrijke info uit de tekst, kun je overal in de tekst vinden

Slide 3 - Quiz

Bijzaken:
A
belangrijkste info uit de tekst, vind je in de inleiding en het slot
B
belangrijkste info uit de tekst, kun je overal in de tekst vinden
C
niet zo belangrijke info uit de tekst, vind je in de inleiding
D
niet zo belangrijke info uit de tekst, kun je overal in de tekst vinden

Slide 4 - Quiz

Hoofd- en bijzaken
Hoofdzaken: belangrijkste info uit de tekst, vind je op voorkeursplaatsen (inleiding, slot)
Kernzinnen: belangrijkste info uit een alinea (meestal de eerste zin, soms de laatste, enorm soms de tweede)
Bijzaken: voorbeelden, extra uitleg, toelichtingen

Slide 5 - Slide

Hoe kun je een tekstverband het beste omschrijven?
A
De manier waarop een tekst met een andere tekst is verbonden.
B
Het verband tussen alinea's in een tekst.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen en alinea's in een tekst.
D
Signaalwoorden en het verband tussen zinnen.

Slide 6 - Quiz

Wat geeft een redengevend verband aan?
A
Er wordt een conclusie getrokken uit eerdere info uit de tekst.
B
Waarom iemand iets vindt of iets doet.
C
Waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil om).

Slide 7 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij een concluderend verband?
A
Doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door
B
Omdat, daarom, want, dankzij
C
Dus, daarom, dat houdt in, concluderend

Slide 8 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden (1)

- Tekstverbanden: de 'lijm' tussen woorden, zinnen en alinea's
- Zonder tekstverbanden: geen logisch verhaal, je zou er geen kaas van kunnen maken
- Signaalwoorden: kun je de tekstverbanden aan herkennen

Slide 9 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden (1)

- Concluderend verband: er wordt een conclusie getrokken uit eerder informatie uit de tekst (dus, daarom, dat houdt in)
- Redengevend verband: geeft aan waarom iemand iets doet of vindt (omdat, want, de reden hiervoor is)
- Oorzakelijk verband: toont waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil om) (doordat, daardoor, als gevolg van)

Slide 10 - Slide

Hoe kun je een vergelijkend verband het beste omschrijven?
A
Geeft aan welk middel wordt gebruikt om een doel te bereiken.
B
Geeft een verkorte weergave van info uit de tekst.
C
Laat een verschil of een overeenkomst zien.

Slide 11 - Quiz

Welke signaalwoorden horen bij een samenvattend verband?
A
Kortom, samengevat, met andere woorden
B
Opdat, zodat, om te, door middel van
C
In vergelijking met, (net) als, evenals

Slide 12 - Quiz

Tekstverbanden en signaalwoorden (2)

- Doel-middelverband: geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken (opdat, zodat, om te)
- Vergelijkend verband: laat een verschil of een overeenkomst zien (in vergelijking met, (net) als, zoals, evenals)
- Samenvattend verband: er wordt een verkorte weergave van info uit de tekst gegeven (kortom, samengevat, al met al)

Slide 13 - Slide

Toetsstof
H1: hoofd- en bijzaken, kernzinnen (blz. 12)
H2: redengevend, oorzakelijk en concluderend verband (blz. 42)
H3: doel-middel, vergelijkend en samenvattend verband (blz. 72)

Slide 14 - Slide

Nu
1. Maak opdr. 4 van H3 (blz. 76/77)
2. Maak een 'spiekbriefje'. Alles wat je nog moeilijk vindt, zet je daarop en leer je extra.
3. Maak de proeftoets (zie studiewijzer P2 - bijlagen) --> deze bespreken we dinsdag 17-1

Slide 15 - Slide