Herhaling naamvallen 3mavo

Herzlich Willkommen 3mc!!
1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herzlich Willkommen 3mc!!

Slide 1 - Slide

Wat zijn naamvallen?
eerste naamval = onderwerp van de zin
derde naamval = meewerkend voorwerp
vierde naamval = lijdend voorwerp

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?
  • Ein bisschen Grammatik
  • Selbtständig zur Arbeit! 

Slide 3 - Slide

Hoe weet je welke naamval je moet invullen?
Stappenplan:
1. Vertaal de zin.
2. Staat er een voorzetsel in?
3. Wat is het gezegde? (alle werkwoorden)
4. Wat is het onderwerp? (1e naamval)
5. Wat is het lijdend voorwerp? (4e naamval)
6. Wat is het meewerkend voorwerp? (3e naamval)

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
Der Lehrer hat mir viele Hausaufgaben gegeben.
1. De leraar heeft mij veel huiswerk gegeven.

3. Gezegde


Der Lehrer hat mir  viele Hausaufgaben gegeben.


5. Lijdend voorwerp

4. Onderwerp
6. Meewerkend voorwerp
2. voorzetsel

Slide 5 - Slide

Nu jullie...
Schrijf het stappenschema in je schrift en pak daarna je telefoon...

1. Vertaal de zin.
2. Staat er een voorzetsel in?
3. Wat is het gezegde? (alle werkwoorden)
4. Wat is het onderwerp? (1e naamval)
5. Wat is het lijdend voorwerp? (4e naamval)
6. Wat is het meewerkend voorwerp? (3e naamval)

Slide 6 - Slide

Wat is het onderwerp in de volgende zin:
Mein Bruder hat ein neues Auto.
A
Mein Bruder
B
hat
C
ein neues Auto

Slide 7 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:
Ich habe zwei Hamburger gegessen.
A
ich
B
habe gegessen
C
zwei Hamburger

Slide 8 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Marieke hat meine Eltern eine E-Mail geschrieben.
A
Marieke
B
hat geschrieben
C
meine Eltern
D
eine E-Mail

Slide 9 - Quiz

Wat is het gezegde in de volgende zin:
Tom hat eine neue Jacke gekauft.
A
Tom
B
hat gekauft
C
eine neue Jacke

Slide 10 - Quiz

Wat zijn voorzetsels met een vaste naamval?

De volgende voorzetsels worden allemaal gevolgd door de derde naamval:
aus = uit                                 von = van
bei = bij                                   zu = bij, naar
mit = met                               gegenüber = tegenover
nach = na, naar                   außer = behalve
seit = sinds                           entgegen = tegemoet

Slide 11 - Slide

Wat zijn voorzetsels met een vaste naamval?

De volgende voorzetsels worden allemaal gevolgd door de vierde naamval:
durch = door               bis = tot       
für = voor                      entlang = langs
gegen = tegen
ohne = zonder
um = om

Slide 12 - Slide

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
aus
A
derde
B
vierde

Slide 13 - Quiz

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
gegen
A
derde
B
vierde

Slide 14 - Quiz

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
seit
A
derde
B
vierde

Slide 15 - Quiz

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
zu
A
derde
B
vierde

Slide 16 - Quiz

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
entgegen
A
derde
B
vierde

Slide 17 - Quiz

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
ohne
A
derde
B
vierde

Slide 18 - Quiz

Door welke naamval wordt het volgende voorzetsel gevolgd:
mit
A
derde
B
vierde

Slide 19 - Quiz