M&A - Nakijken hoofdstuk 1+2

Mens & Activiteit - hoofdstuk 1+2
Activiteit
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3,4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Mens & Activiteit - hoofdstuk 1+2
Activiteit

Slide 1 - Slide

Over welke kwaliteiten moet je beschikken om in het kinderdagverblijf te werken?

Slide 2 - Open question

1.11
Begrippenlijst

Blz. 94/95

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

12 - 18 jaar
4 - 6 jaar

6 -12 jaar
2 -4 jaar
1 - 2 jaar

0 - 1 jaar

Slide 5 - Drag question

Wat houdt de koppigheidsfase/ peuterpuberteit in?

Slide 6 - Open question

Wat betekent het als een baby eenkennig wordt?
A
Een achterstand in de sociale ontwikkeling.
B
Gaat huilen als een vreemde aandacht geeft.
C
De baby lacht naar iedereen.
D
De baby herkent gezinsleden niet meer.

Slide 7 - Quiz


als je, je vinger in het handje van de bay legt doet hij zijn knuistje dicht

zodra een baby iets in zijn mond voelt begint hij te zuigen

Als je het wangetje van de baby aanraakt draait de baby zijn hoofdje
grijpreflex
zuigreflex
zoekreflex

Slide 8 - Drag question

Wat is grove motoriek ?
A
Kleine bewegingen met je handen
B
Geen van de drie
C
Kleine en grote bewegingen
D
Grote bewegingen met romp, armen, benen en heel je lijf

Slide 9 - Quiz

Noem voorbeelden van fijne motoriek

Slide 10 - Open question

Wat hoort er bij de fijne motoriek en wat hoort bij de
 grove motoriek?
Fijne motoriek
Grove motoriek

Slide 11 - Drag question

Welke ontwikkeling wordt gestimuleerd?
Grove motorische ontwikkeling
Fijne motorische ontwikkeling
Geestelijke en sociale ontwikkeling
Fietsen
Samen lezen met je moeder
Spelen in een keukentje
Zwemmen
Op school spelen met klasgenoten
Knippen
Knutselen

Slide 12 - Drag question

Welke doelgroep heeft een jongerencentrum?
(blz. 87)
A
jongeren van 10 tot 20 jaar
B
kinderen van 4 tot 8 jaar
C
jong volwassenen van 20 tot 30 jaar
D
bejaarden

Slide 13 - Quiz

Voor wie is dagbesteding?
(blz. 90)

Slide 14 - Open question

Voor wie is dagbesteding niet bedoeld?
A
ouderen met een beperking
B
schoolgaande kinderen
C
gehandicapte mensen die niet kunnen werken of naar school gaan
D
jongeren met een geestelijke handicap

Slide 15 - Quiz

Voor wie is een medisch kinderdagverblijf? (blz. 91)
A
Voor kinderen die koorts hebben of verkouden zijn
B
Voor volwassenen met een ernstige handicap of ziekte
C
Voor kinderen met een ernstige handicap of ziekte
D
Voor kinderen die opgevangen moeten worden buiten schooltijd

Slide 16 - Quiz

Wat is een brede school?
Blz. 94
A
Een basisschool waar de kinderen zelf moeten weten welke les ze willen volgen
B
Een bassischool die maar één verdieping heeft en daardoor heel breed is
C
Een basisschool waarbij meerdere klassen samen in het lokaal zitten zoals groep 1/2, groep 3/4, enz.
D
Een basisschool die samenwerkt met verschillende organisaties (kinderopvang, peuterspeelzaal, sport, cultuur, enz.)

Slide 17 - Quiz

Wat is een verpleeghuis?
A
Een instelling voor intensieve zorg en medische behandelingen.
B
Een plek waar alleen mantelzorg wordt verleend.
C
Een beschutte woonomgeving voor ouderen en zieken.
D
Een plek waar zelfstandig wonen mogelijk is met hulp.

Slide 18 - Quiz

Blz. 109

Slide 19 - Slide

Blz. 126/127

Slide 20 - Slide

Blz. 128/129

Slide 21 - Slide