MH14 VR 10-1-2025

MH14 VR 10-1-2025
Het huiswerk voor vandaag was:

Leren aantekeningen woordsoorten. Maken opdr 3 en 4 blz 207. Lezen groene theorie 210 en maken opdr 1 en 2 blz 210.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

MH14 VR 10-1-2025
Het huiswerk voor vandaag was:

Leren aantekeningen woordsoorten. Maken opdr 3 en 4 blz 207. Lezen groene theorie 210 en maken opdr 1 en 2 blz 210.

Slide 1 - Slide

Woordsoorten
herhaling woordsoorten

Slide 2 - Slide


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)

Slide 3 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 4 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (znw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 5 - Quiz

Welke bepaalde lidwoorden zijn er?

Slide 6 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 7 - Quiz

Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn)
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 8 - Open question


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijke naamwoord
D
Lidwoord

Slide 9 - Quiz

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 10 - Open question

Bepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Onbepaald lidwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans

Slide 11 - Drag question


Kies de juiste woordsoort.
De bakker heeft verschillende broden gebakken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord (ww)

Slide 12 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik één boterham gegeten.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)
C
Geen lidwoord

Slide 13 - Quiz

Nakijken huiswerk:
Blz 207 opdr 3 en 4

Slide 14 - Slide

Grammatica
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Slide

Doel:



Ik kan een (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord correct spellen

Slide 16 - Slide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

Slide 17 - Slide

Hoe maak je een bnw?

Bijna altijd eindigt een bnw op een -e.

Voorbeelden:

  • De mooie koe
  • Het dikke varken
  • De leuke jongen
  • Het mooie meisje

Slide 18 - Slide

Uitzondering:

Een bnw krijgt geen -e als het zelfstandig naamwoord een het-woord is en er 'een' voor staat.

  • Het lieve meisje - een lief meisje
  • Het grote raam - een groot raam
  • Het kleine glas - een klein glas
  • Het dikke varken - een dik varken

Slide 19 - Slide

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


- het gouden horloge

- een papieren tas

- de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 20 - Slide

even oefenen

Slide 21 - Slide

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
blonde
B
man
C
paard
D
de

Slide 22 - Quiz

Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
De slimme leerling snapt het niet.
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 24 - Quiz

Het bijvoeglijk naamwoord is:
De rode jas hangt nog aan de kapstok.
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 25 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'
A
morgen
B
lieve
C
eindelijk
D
er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Slide 26 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 27 - Quiz

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 28 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 29 - Quiz

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Zij heeft dit weekend veel leuke films gekeken.

Slide 30 - Open question

Blz 210 
Nakijken opdr 1 en 2
Maken opdr 3, 4, 5 en 7 blz 211
Klaar?  Lezen groen theorie blz 214 en maken opdr 2, 3 en 5

Slide 31 - Slide